Kamerlid
Kruimelpad
De controle voor de crematie - mondelinge vraag aan minister De Block
Frieda Gijbels (N-VA):
Mevrouw de minister, deze vraag handelt over het post-mortemonderzoek dat door een arts moet worden uitgevoerd alvorens een lichaam wordt gecremeerd. De lokale besturen doen een beroep op een beëdigd geneesheer om voorafgaand aan de crematie van een overledene een extra controle uit te voeren op de doodsoorzaak. Het doel is na te gaan of de persoon in kwestie daadwerkelijk een natuurlijke dood is gestorven.
Er moet verder ook worden nagegaan of er bijvoorbeeld defibrillatoren in het lichaam aanwezig zijn. Die moeten worden verwijderd, omdat ze tijdens het crematieproces kunnen ontploffen, met alle gevolgen van dien. Nu blijkt dat in sommige gevallen de beëdigd geneesheer de controle niet uitvoert, maar gewoon het papierwerk ondertekent. Daardoor gebeurt het wel eens dat er toch lichamen met een defibrillator, die dan tot ontploffing komt, worden gecremeerd. Een rondschrijven van de crematoria aan artsen met de vraag om dat soort controles ernstig te nemen, bevestigt dat het een courante praktijk is.
De beëdigd arts krijgt per vaststelling een bedrag dat varieert van 30 tot 100 euro. Tegen een bedrag van 75 euro, zoals in onze gemeente, zou het totaal voor 109.000 crematies – dat was het cijfer voor 2017 – uitkomen op 8 miljoen euro, voor een handeling die in veel gevallen dus niet wordt uitgevoerd. Mevrouw de minister, op welke wijze controleert de FOD Volksgezondheid de activiteiten van beëdigd artsen in het kader van de consciëntieuze uitvoering van dergelijke onderzoeken voorafgaandelijk aan de crematie? Komt de federale overheid of een andere bovenlokale overheid op enige wijze tussen in de uitbetaling van die artsen?
Minister Maggie De Block:
Mevrouw Gijbels, de regelgeving inzake lijkbezorging maakt al geruime tijd deel uit van de bevoegdheden van de gefedereerde entiteiten. Gelet op de omschrijving van de geneeskunst in de gecoördineerde wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen van 10 mei 2015, is het vaststellen van een overlijden effectief een geneeskundige handeling. Die wordt dus door een arts gedaan.
Het uitvoeren van bijkomende controles, voorafgaandelijk aan een crematie of begrafenis, die betrekking hebben op de veiligheid van de toegepaste lijkbezorgingsprocedure kan inderdaad door beëdigd artsen gebeuren, maar dat behoort ook tot de bevoegdheid van de gefedereerde entiteiten. Het gaat dan vooral om het onderzoek naar de aanwezigheid van implantaten zoals pacemakers, die in het geval van crematie een gevaar kunnen betekenen, maar ook om onderzoek naar andere risico's, zoals de aanwezigheid van therapeutische radionucliden. De Nationale Raad van de Orde der artsen heeft zich ook gebogen over de verantwoordelijkheid van artsen inzake het verwijderen van implantaten zoals pacemakers. In zijn advies van 24 januari 2009 stelt de raad dat artsen wettelijk niet verplicht zijn een pacemaker te verwijderen bij een overledene. De wet bepaalt dat pacemakers moeten worden verwijderd voor crematie, maar zegt niet wie dat moet doen.
In zijn advies van 12 mei 2007 over de verwijdering post mortem van batterijen van implantaten is de Nationale Raad van mening dat een batterij verwijderd moet worden door een arts die daartoe bekwaam is. Indien de behandelend arts of de arts die het overlijden vaststelt meent die bekwaamheid niet te hebben, dan moet die taak aan een andere, daartoe wel bekwame arts worden toegewezen. Dat kan eventueel worden gedaan door de beëdigd arts die door de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt aangesteld. Een arts die de batterijen heeft verwijderd, kan dat certificeren met een attest.
Tot slot stelde de Nationale Raad in zijn advies van 12 mei 2007 niet bevoegd te zijn voor het uitwerken van een procedure voor het verwijderen van een batterij van een implantaat na overlijden. Zij gaan er namelijk van uit dat dit geen deontologische maar een puur organisatorische materie is. Gelet op het voorgaande, zijn er geen controles van de FOD Volksgezondheid op de lijkbezorging. De federale entiteit komt wat lijkbezorging betreft enkel nog tussen in de context van sanitaire rampen en crisissen. Dan gaat het immers om de mogelijke besmettelijkheid van de lijken. U zult uw vragen over de financiering van de beëdigd artsen en over de reglementaire en operationele aspecten inzake lijkbezorging moeten doorspelen aan uw collega's in het Vlaams en het Waals parlement, aangezien het gaat om bevoegdheden van de deelstaten.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mevrouw de minister, ik meen dat er toch sprake is van een deontologisch probleem, aangezien er blijkbaar frequent documenten ondertekend worden zonder dat het lichaam in kwestie werd onderzocht. Ik weet niet in hoeverre daaraan een gevolg kan worden gegeven.
Minister Maggie De Block:
Wij zijn daar gewoon niet bevoegd voor. U kunt dat rapporteren aan de Orde of in het Vlaams Parlement, maar wij zijn daar niet voor bevoegd. Wij zijn alleen bevoegd als het gaat om mensen die zijn overleden aan een besmettelijke aandoening. Anders kunnen wij noch inzake deontologie, noch inzake controle ingrijpen.
Het incident is gesloten.