Kamerlid
Kruimelpad
Het verbod op ereloonsupplementen voor patiënten met verhoogde tegemoetkoming (tandzorg) - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 30 mei 2023:
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, op de laatste vergadering van Dentomut zou u hebben aangegeven dat de bepaling met betrekking tot het verbod op het heffen van ereloonsupplementen in de ambulante praktijk voor patiënten met een verhoogde tegemoetkoming vanaf 1 januari 2024 in voege gaat. Is dat juist? Wanneer is er overleg geweest met de sector? Wat was het resultaat van dat overleg?
Wat gaat u doen met de prestaties waarvan het bedrag in de nomenclatuur niet correct is gehonoreerd? Ik denk daarbij aan parodontologische behandelingen, endodontologische behandelingen, maar ook behandelingen bij mensen met een handicap? Wat met prestaties waarvoor er geen nomenclatuur bestaat? Zult u ervoor zorgen dat er eerst een kostprijsberekening en een correcte waardering komt van de ondergewaardeerde prestaties?
Indien u dat allemaal niet gaat doen, wat zullen dan de consequenties zijn voor praktijken waar vooral behandelingen worden gedaan met een problematische terugbetaling, zoals endopraktijken en paropraktijken, maar ook praktijken die mensen met een handicap behandelen, en voor de regio's waar een groot aandeel mensen recht heeft op verhoogde tegemoetkoming? Ik hoop dat u daarvan wel degelijk een inschatting hebt gemaakt.
Minister Frank Vandenbroucke:
Mijnheer de voorzitter, mevrouw Gijbels, het is wel degelijk onze bedoeling om de bepaling met betrekking tot verbod op het heffen van ereloonsupplementen in de ambulante praktijk voor patiënten met een verhoogde tegemoetkoming, die dus financieel kwetsbaar zijn, uit te voeren. Het is echter niet voorzien om de wet voor 1 januari 2024 in uitvoering te brengen, want ik wil geen interferentie met het lopende nationaal akkoord tandheelkundigen-ziekenfondsen. Dat loopt tot het einde van dit jaar.
Op 11 mei heb ik op vraag van de Nationale Commissie Tandheelkundigen-Ziekenfondsen de vertegenwoordigers van de tandheelkundigen en de verzekeringsinstellingen ontmoet. De leden van de Nationale Commissie hebben diverse bezorgdheden geuit met betrekking tot deze wettekst. Zij zeiden ook dat de huidige nomenclatuur en honorering niet langer overeenstemmen met de realiteit op het terrein, dat er voor sommige specialismen, met name in de orthodontie en de parodontologie, onvoldoende passende verstrekkingen in de nomenclatuur zijn opgenomen en worden vergoed.
Ik zei dat het wel degelijk de bedoeling is om de wet uit te voeren. Ik heb de partners rond de tafel echter ook aangemoedigd om te overleggen over de modaliteiten. Indien er een akkoord tot stand kan komen over de modaliteiten van uitvoering waar ik mij in kan vinden, wil ik dat heel graag ook als zodanig overnemen. Met andere woorden, ik wacht op een voorstel, eventueel, van modaliteiten van uitvoering. En dan wil ik dat bekijken en zien of dat inderdaad conform is met hetgeen wij ten gronde voor ogen hadden met de wet.
Ik denk inderdaad dat we de problematiek van de lacunes in de nomenclatuur ter harte moeten nemen in de mate dat er budgettaire mogelijkheden ontstaan in de komende periode.
Wat de kostprijsberekening betreft, is er in de Nationale Commissie Tandheelkundigen-Ziekenfondsen voorzien om nog dit jaar te werken aan een kostprijsanalyse. Ik denk dat die dingen parallel kunnen lopen, want ik wil het ene niet op het andere moeten laten wachten. Ik denk dat die kostprijsanalyse inderdaad interessant kan zijn. Een kostprijsanalyse an sich volstaat niet om vast te stellen waar we prioritair op moeten inzetten om de nomenclatuur te verbeteren. We moeten ook de vraag stellen waar de belangrijkste behoeften vanbevolking liggen en waar de grote lacunes zich bevinden. Men moet dus prioriteiten vastleggen. Ik wil graag op al die punten vooruitgang boeken.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat die nomenclatuurhervorming en het verbod op die ereloonsupplementen voor patiënten met een verhoogde tegemoetkoming naast elkaar kunnen lopen. Ik ben het daar echter volledig mee oneens, want eerst moet die nomenclatuur in orde zijn. Zo niet zullen er problemen op het terrein komen. In een regio met veel mensen met een verhoogde tegemoetkoming zal een tandartsenpraktijk bijvoorbeeld onhaalbaar en onleefbaar zijn zolang de nomenclatuur niet is aangepast aan de realiteit.
Ik wil graag een voorbeeld geven van een tandarts die zich heeft toegelegd op mensen met een handicap en mensen die erg bang zijn voor een tandartsbezoek. Zij heeft daarvoor een bijkomende opleiding gevolgd. Deze tandarts beschikt over zeer veel expertise en neemt de tijd voor haar patiënten en heeft veel geduld om hun een menswaardige tandzorg te kunnen geven. Die patiënten zijn bereid om supplementen te betalen. Het betreft een groep mensen die zeer vaak in aanmerking komen voor een verhoogde tegemoetkoming. Indien u deze wetgeving in voege laat gaan, dan zal zulke praktijk de deuren moeten sluiten. Wie treft u daarmee? Niet de tandartsen, want zij zullen zich wel op andere specialismes concentreren, maar wel de patiënten. Ik hoop dat u zich daar terdege van bewust bent. Zolang die nomenclatuur niet in orde is, zal dit wetsontwerp ten koste gaan van de kwaliteit van de zorg en de patiënt. Ik maan u aan om eerst dringend die nomenclatuur te herzien voordat u verdergaat met de rest.
Het incident is gesloten.