Kamerlid
Kruimelpad
Vlooienbandjes - mondelinge vraag aan minister Ducarme en minister De Block
Frieda Gijbels (N-VA):
Mevrouw de minister, onlangs verscheen in de pers dat de toename van de mezensterfte misschien niet te wijten is aan de bestrijding van de buxusmot, maar wel aan de actieve stoffen op vlooienbandjes van huisdieren. Vlooienbandjes worden bewerkt met verschillende soorten insecticiden om vlooien en teken weg te houden van huisdieren, maar ze komen bijvoorbeeld via haaruitval ook in de natuur terecht. Mezen gebruiken dat haar blijkbaar als nestmateriaal en worden op die manier ziek.
Het gebruik van insecticiden op vlooienbandjes is niet alleen potentieel gevaarlijk voor andere dieren, maar ook voor de mens. Volgens een onderzoek van Test Aankoop uit 2012 zouden halsbanden de insecticiden dimpylaat, tetrachloorvinfos of propoxur bevatten. Die stoffen zouden zich bevinden op de vlooienbanden van de merken Propoxur, Kiltix, Prevender en Preventef, en vormen de reden waarom deze producten steeds minder worden aanbevolen.
Mevrouw de minister, volgt de federale wetgeving de Europese verordening voor de voornoemde insecticiden of wijkt ze ervan af? Zijn er nog halsbanden met de insecticiden dimpylaat, tetrachloorvinfos of propoxur verkrijgbaar op onze markt? Wat is de inschatting van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten van het gevaar voor de volksgezondheid van deze stoffen? Als de sector zelf al aangeeft de halsbanden met de genoemde stoffen niet meer aan te bevelen, zou het dan niet beter zijn om deze halsbanden gewoon te verbieden? Vindt u dat een goed idee?
Minister Maggie De Block:
Ik zal zeker niet nalaten mijn collega te danken voor het feit dat ik nu over vlooienbandjes mag spreken.
Het gaat om producten bestemd voor de toepassing op dieren op basis van dimpylaat, diazinon, tetrachloorvinfos of propoxur. Die kunnen in België enkel nog in de handel gebracht worden onder het statuut van geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik. De genoemde producten, Propoxur, Kiltix, Prevender en Preventef zijn dan ook vergund als geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik. De producten Propoxur, Kiltix en Prevender zijn de enige producten op basis van dimpylaat en propoxur die in België vergund zijn als geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik. Er zijn geen geneesmiddelen vergund op basis van tetrachloorvinfos. De vergunning voor het product Preventef werd al in oktober 2019 teruggetrokken om commerciële redenen door de verantwoordelijke voor het in de handel brengen ervan. Dat is dus van de markt.
Alle geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die in België in de handel zijn, kregen een toelating op basis van de Europese richtlijn nr. 82 van 2001, gewijzigd door de richtlijn nr. 82 van 2004.
Mijn diensten voeren bij de behandeling van de aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het in de handel brengen een risico-batenevaluatie uit. Daarbij nemen zij zowel het risico voor de volksgezondheid, de risico's voor het doeldier – het dier dat de halsband zal dragen – als de risico's voor het milieu in overweging, op basis van de Europese richtlijnen.
Als de risico-batenverhouding niet positief is, kan het product geen vergunning krijgen om het in de handel te brengen. Als die verhouding wel gunstig is en men wel een vergunning krijgt om deze in de handel brengen, dan zijn geneesmiddelen onderhevig aan verplichtingen in het kader van de geneesmiddelenbewaking en moet men ongewenste effecten voor het doeldier, de gebruiker en het milieu melden aan het geneesmiddelenagentschap. Indien uit de geneesmiddelenbewaking blijkt dat de risico-batenevaluatie niet langer positief is, kan dat na een Europese referral procedure leiden tot de terugtrekking of schorsing van het betrokken geneesmiddel en alle gelijkaardige geneesmiddelen die in de Europese Unie vergund zijn.
Uit de aangeleverde periodieke veiligheidsverslagen voor de betrokken producten blijkt dat de verkoopsvolumes ervan in België zeer beperkt zijn en dat er tot nu toe geen negatieve effecten op het milieu gerapporteerd werden. De resultaten van het onderzoek in Nederland naar de oorzaak van de mezensterfte – het was een Nederlands onderzoek – zijn bekend bij het Europees Geneesmiddelenagentschap en zullen daar ook worden opgevolgd, met het oog op eventuele verdere acties op Europees niveau, waaronder waarschijnlijk een Europese referral procedure. Op basis van de conclusies van de evaluatie van het EMA zal het FAGG ook optreden als dat nodig zou blijken of als er eventueel een klacht over zou komen.
Frieda Gijbels (N-VA):
Dank u voor uw uitgebreid antwoord, mevrouw de minister. Ik zal het nog eens nalezen.
Het incident is gesloten.