In de bijzondere commissie werden 41 hoorzittingen georganiseerd om de verschillende actoren te horen die een rol hebben gespeeld in de coronacrisis. Er werd gefocust op de eerste golf, al konden vragen of zinspelingen op de tweede (en derde) golf natuurlijk nooit helemaal worden uitgesloten. Het is trouwens de bedoeling dat in een tweede fase ook de nieuwe regering nog wordt gehoord, om het verschil in aanpak te bekijken en om te onderzoeken of er al lessen werden getrokken en geïmplementeerd uit de eerste covidgolf. Tegen einde juni moeten er aanbevelingen worden neergelegd, om een volgende crisis beter aan te pakken.
De vraag is of we nu alles te weten zijn gekomen. Kennen we nu de ware toedracht van naaldje tot draadje? Ik vrees er eerlijk gezegd voor.
Er werd nogal vaak gehamerd op de stelling "dat het niet de bedoeling was om schuldigen aan te duiden". Maar de vinger moet wel op de wonde. Het is absoluut nodig dat we weten welke fouten werden gemaakt, zodat we diezelfde fouten vermijden in de toekomst. Ik merkte daar wat schroom. Ook bij mezelf. Er zijn zoveel doden gevallen, zoveel mensen ziek geweest, zoveel gezinnen uit elkaar gerukt, er is zoveel mentale en economische schade. Het is vanuit menselijk oogpunt niet evident om dan personen keihard met de vinger te wijzen. Want ja, die crisis zag niemand aankomen. En inderdaad, er bestaat in dit land geen echte risicocultuur.
Maar toch. De aanpak had heel wat beter gekund. In de laatste hoorzitting, met voormalig minister Maggie De Block, werd, zoals ook door sommige andere sprekers, gevraagd om de beslissingen te contextualiseren. We moesten opletten met "hindsight". Voor een stuk kan ik daarin meegaan. Maar het is absoluut niet zo dat er geen signalen waren vanaf half januari. Zowel vanuit de officiële organen als in de wetenschappelijke literatuur bleek al snel dat er in China een bijzondere infectieziekte was ontstaan, die snel van mens op mens werd doorgegeven.
Op 28 januari 2020 vroeg ik heel expliciet in de commissie Gezondheid naar de voorraad mondmaskers (net zoals mijn collega van de PTB overigens). Gewoonweg omdat ik de internationale media aan het volgen was en merkte dat de vraag naar mondmaskers enorm was toegenomen. Ik wist op dat ogenblik helemaal niet dat er geen strategische voorraad meer was. Het ergste is, dat de toenmalige minister dat ook niet vertelde. Niet aan het parlement, niet aan de experten, niet aan de zorgverstrekkers.
Moet de overheid dan alles voorzien? Dat vind ik niet. Er is zeker ook een verantwoordelijkheid bij zorginstellingen en individuele zorgverleners. Een basisvoorraad moet er altijd zijn. Maar de voorbereiding op een pandemie en de coördinatie en het voorzien van heel grote stocks, dat is wel degelijk een taak van de federale overheid. Er moet altijd een overzicht zijn van de totale noodstock, centraal én decentraal. Bij de vernietiging van de stock, had men desnoods een decentrale noodstock moeten opleggen.
Daar zit voor mij een echte nalatigheid. Maar nog erger dan de vernietiging van de noodstock, is het feit dat dit niet duidelijk werd gecommuniceerd. Als je niet weet dat je niet beschermd bent, schat je de situatie anders in dan wanneer je denkt te kunnen rekenen op een noodvoorraad. Zelfs adviserende experten wisten veel te laat dat de stock vernietigd werd, waardoor zij onmogelijk een correcte inschatting van de situatie hebben kunnen maken. Dat is ernstig.
Daar komt dan nog eens bij dat men zelfs in januari 2020 niet alle zeilen heeft bijgezet om meteen te gaan bestellen. Blijkbaar bleef men de gewone, trage, bestelprocedure hanteren en rekende men op een gezamenlijke bestelling door Europa.
Het gevolg van dit alles was dat er grote problemen ontstonden van tekorten aan beschermmateriaal en dat het in de compleet verstoorde markt van maart 2020 onmogelijk was om bestellingen te plaatsen bij de vertrouwde firma's.
Niet alleen moesten zorgverstrekkers te weinig beschermd aan de slag, ook de teststrategie heeft hier zwaar onder te lijden gehad. Over het aantal besmettingen bij de zorgverstrekkers hebben we overigens nog steeds maar zeer gefragmenteerde gegevens.
Ook over de rol van het nationaal referentiecentrum voor respiratoire pathogenen wordt er weinig gezegd. Nochtans was het een groot probleem dat dat centrum, waar alle stalen in het begin langs moesten passeren, op korte tijd door haar volledige voorraad van testvloeistoffen (reagentia) heen was. De verantwoordelijke van dit centrum, Professor Marc Van Ranst, verklaarde in de commissie dat het dan ook een ongeziene situatie was en dat hij in "no time" door zijn voorraad van een jaar was geraakt.
Nu, waar ik toch moeite mee heb, is dat het pas bij het bijbestellen van reagentia duidelijk werd voor hem dat de markt verstoord was en dat de leveringen niet meer even vlot verliepen. Hoe komt het dat er geen systeem op poten staat dat zorgt voor een continue monitoring van de wereldwijde vraag en aanbod van dergelijke belangrijke producten, waardoor er meteen wordt besteld wanneer zich daar anomalieën voordoen? De gezondheid van een heel land is afhankelijk van die voorraad van reagentia. Dat is een strategisch product. Dat moet toch veel beter geregeld worden, lijkt mij?
Het gevolg van die tekorten was dat de stalen zich opstapelden eer ze konden worden geanalyseerd, dat er prioriteit moest worden gegeven aan mensen met bepaalde (ernstige) symptomen, dat vele hoogrisicocontacten bijgevolg onbezorgd in de samenleving bleven rondlopen, met als gevolg dat er na heel korte tijd in die eerste golf geen tracing meer mogelijk was. Welke invloed heeft dat gehad op de omvang van die eerste golf? Helaas kreeg ik hier geen antwoord op, behalve "dat de crisis nu eenmaal ongezien was".
En dan het pandemieplan dat niet meer was aangepast na de zesde staatshervorming. Al te gemakkelijk wordt gezegd dat er geen enkel plan perfect afgestemd kan zijn op een nog onbekend pathogeen. En dat klopt. Wanneer je te maken krijgt met iets als een ebolavirus, dan is dat iets heel anders dan wanneer je te maken krijgt met een coronavirus. Maar toch is dat geen argument om het belang van een plan te minimaliseren. Wat zo'n plan vooral duidelijk moet maken is welke de verschillende organen zijn die in stelling moeten worden gebracht en op welke manier zij met elkaar communiceren. De verantwoordelijkheden, ook van de verschillende beleidsniveaus, en de communicatiestrategie kunnen op die manier een stuk gestroomlijnder verlopen. Want helaas is er veel tijd verloren door discussies over verantwoordlijkheden en bevoegdheden.
De versnippering van de gezondheidszorg is een probleem. Als er dan geen plan is dat die bevoegdheden heel duidelijk omschrijft, is dat probleem nog groter.
Dat plannen werken, bewijzen de noodplannen die in de ziekenhuizen aanwezig waren. Dat er ook plannen nodig waren voor residentiële instellingen (zoals gevangenissen, maar ook woonzorgcentra), daar werd al in 2009, ruim voor de zesde staatshervorming op gewezen door het Comité voor Bioethiek (advies 48). Toen was het nog een federale bevoegdheid. Er werd bijvoorbeeld gewezen op het belang om besmette patiënten te cohorteren en te zorgen voor een aangepaste opleiding voor het zorgpersoneel. Er is helaas toen geen werk van gemaakt, wat het toch minstens een gedeelde verantwoordelijkheid maakt.
Er werd door de voormalige regeringsleden eigenlijk heel weinig ingegaan op het belang van transparantie van de adviezen en de beslissingen. Nochtans is dat cruciaal. Zowel voor het vertrouwen van de bevolking (essentieel als ze ingrijpende maatregelen krijgen opgelegd en er veel verantwoordelijkheid van hen wordt gevraagd) als voor de controle door het parlement. Ook de beperkte toegang tot data is problematisch. Het mag niet zo zijn dat bepaalde data niet kunnen worden onderzocht (zoals de mortaliteit of ligduur per ziekenhuis) omdat er taboes op rusten. Ook de cijfers over etniciteit, nochtans al verzameld sinds juni, zijn nog steeds niet beschikbaar. Elke kans om te analyseren en te leren, moet nochtans gegrepen worden.
Ten slotte. Inderdaad, we konden dit alles niet voorspellen. Maar we hadden het wel beter kunnen en dus moeten doen. Dat is een pijnlijke vaststelling. Het is dus van het grootste belang dat we tenminste deze slechte ervaringen kunnen ombuigen tot aanbevelingen die steek houden en die de basis worden voor een toekomstig pandemieplan. Zonder taboes, maar met het algemeen belang voor ogen.