Kamerlid
Kruimelpad
Meer pesticiden en arseen in het bloed en de urine van kinderen in Kempische gemeenten - Mondelinge vraag aan minister Clarinval
Commissie Gezondheid 19 oktober 2022:
Frieda Gijbels (N-VA)
Mijnheer de minister,
Uit recente resultaten van de ‘3xG-studie’ van het VITO, het Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) van de provincie Antwerpen en de Universiteit Antwerpen naar de invloed van onze leefomgeving en leefgewoonten op de gezondheid van opgroeiende kinderen blijkt dat kinderen uit de Kempische gemeenten Mol, Retie en Dessel meer schadelijke stoffen in hun urine en bloed hebben vergeleken met andere Europese studies. Het gaat om pyrethroïde pesticiden, glyfosaat en arseen, terwijl voor andere schadelijke stoffen de toetsingswaarden niet werden overschreden.
Daarom de volgende vragen voor u:
Bent u op de hoogte van dit onderzoek, de resultaten en wat is uw reactie op de resultaten?
Bent u in contact met de bevoegde ministers over dit probleem en hoe verloopt de samenwerking wat betreft de impact van pesticiden en andere schadelijke stoffen op de gezondheid van kinderen?
Vlaanderen wil de verkoop van pesticiden halveren tegen 2030. Steunt u die ambitie?
Is het gezondheidsprobleem van arseen in deze regio u bekend? Wat zal u ondernemen om deze problematiek aan te pakken?
Dank voor uw antwoorden,
Frieda Gijbels
Deze vraag werd schriftelijk beantwoord door de minister.
Commissie Gezondheid 19 oktober 2022:
Mondelinge vraag nr. 55030364 werd omgezet in een schriftelijke vraag.
Mevrouw Gijbels,
Ik heb kennis genomen van het recente rapport van 13/9/2022 over het 3G-onderzoeksproject waarnaar u verwijst in uw vraag.
Momenteel laten de cijfers van het rapport niet toe te besluiten dat de gehaltes glyfosaat en gemeenschappelijke metaboliet (3-PBA) van bepaalde pyrethroïden, gedetecteerd in deze 3 gemeenten, statistisch beduidend zijn ten opzichte van deze uit andere landen. Bovendien wordt er geen enkele waarde gegeven voor een “Europees gemiddelde” die toelaat om een blootstelling te objectiveren.
Het is belangrijk om de vermelde waarden en de werkelijke toxiciteit van de metabolieten grondiger te analyseren. De bron van de metabolieten kan immers verschillend zijn. Zij kunnen afkomstig zijn van het meest toxische pyrethroïde of van andere.
Geen enkele TW houdt rekening met de werkelijke toxiciteit van de metaboliet 3-PBA. Er wordt duidelijk vermeld dat de resultaten wijzen op een overschrijding van de waarschuwingsgrens, maar niet de actiegrens voor de metaboliet 3-PBA.
Voor de AMPA-metaboliet kan, zoals u weet, de bron zowel de afbraak van huishoudelijke of industriële fosfonaten in wasproducten en schoonmaakmiddelen als de afbraak van glyfosaat in de landbouw zijn. Het lijkt mij van belang een onderscheid te maken tussen de bronnen en de waarden te bepalen die in het milieu aanwezig zijn voor de verschillende genoemde elementen.
Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van arseen in het leefmilieu. Het verslag meldt bovendien dat drinkbaar grond- of putwater met een hoog arseengehalte een besmettingsbron is. Arseen is ook aanwezig in veel levensmiddelen. Niet alle types arseen zijn toxisch. Zo is arseen in anorganische vorm, aanwezig in rijst of in hijike zeewier, kankerverwekkend, terwijl hogere hoeveelheden arsenobetaïne in vis geen gevaar inhouden. Laten we niet vergeten dat een gezonde en gevarieerde voeding belangrijk is om een te hoge opname van schadelijke stoffen te vermijden. Dat heeft al het voorwerp uitgemaakt van een studie van Sciensano uit 2015.
Wat betreft de inaanmerkingneming van dit rapport, worden de TW’s, waarop de onderzoekers zich baseren voor de risicoschatting voor elke stof, alvast niet in twijfel getrokken. Dus, wat betreft het normatieve aspect – waarvoor de federale overheid bevoegd is - kunnen we besluiten dat de thans vastgestelde waarden op EU-niveau voldoende streng zijn. De talrijke herbeoordelingen van werkzame stoffen die sinds 30 jaar aan de gang zijn, hebben het bovendien mogelijk gemaakt om de toxicologische referentiewaarden en de residulimieten naar beneden bij te stellen. Dit is met name het geval voor de neurotoxische stoffen, waar zowel de organofosfaten als de carbamaten voor een groot stuk uitgefaseerd zijn, en waar ook het aantal pyrethroïden fors is afgenomen. Het beheer van de risico’s heeft ook een invloed op de verstrenging van de gebruiksvoorwaarden in voorkomend geval.
De samenwerking met de andere bevoegde ministers om de impact van gewasbeschermingsmiddelen te reduceren, gebeurt, zoals u weet, in het kader van het federale reductieprogramma. Daarin is voorzien dat wetenschappelijke publicaties betreffende de chronische effecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen worden opgevolgd. De bufferzones rond woningen werden daarom als gewestelijk actiepunt opgenomen in het toekomstige nationale reductieprogramma.
Kortom, op basis van de gecommuniceerde resultaten van dit onderzoek, is er, bovenop de geplande en/of voorgestelde acties binnen het kader van het reductieprogramma, niet onmiddellijk nood aan bijkomende maatregelen.