Kamerlid
Kruimelpad
De listeriabesmetting in Nederland - mondelinge vraag aan minister Ducarme
Le président:
Chers collègues, monsieur le ministre Ducarme et M. Diricks, administrateur délégué de l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire (AFSCA), ont prévu un mot d'explication relatif au dossier. Si les membres de la commission sont d'accord, nous passerons ensuite aux questions, quitte à les adapter en fonction de l'exposé. Pas d'objection? (Non) Je donne la parole à M. le ministre.
Minister Denis Ducarme:
Mijnheer de voorzitter, dames en heren volksvertegenwoordigers, de bescherming van de gezondheid van de consument is en blijft een prioriteit voor het FAVV en voor de betrokken overheden op alle bestuursniveaus. Ik zal zo uitvoerig mogelijk de maatregelen toelichten die het FAVV heeft genomen om de gezondheid van de Belgische consument te beschermen naar aanleiding van de aanwezigheid van de listeriabacterie in een Nederlands bedrijf. Ik vestig de aandacht van de commissieleden evenwel op het feit dat een reeks elementen onder de bevoegdheid valt van de minister van Volksgezondheid. Om zeer duidelijk te zijn denk ik aan, ten eerste, de verzameling van gegevens over listeriose om de impact ervan te kennen op de gezondheid van de bevolking en om de evolutie ervan door de tijd te volgen. Ten tweede, het toezicht op besmettelijke ziektes in ons land. Ten derde, eventuele adviezen van de Hoge Gezondheidsraad. Ik herhaal bovendien dat de Gemeenschappen bevoegd zijn voor de melding van gevallen van listeriose op hun grondgebied. Ik kom daar trouwens op terug wanneer ik het zal hebben over de aanbevelingen.
Ik geef u nu een schets van de feiten.
Ik sta voortdurend in contact met het FAVV over deze belangrijke problematiek en ik ben van mening dat het FAVV, wat dit betreft, zijn opdracht en zijn rol perfect vervult. Ik benadruk dat, want gisteren tijdens de plenaire vergadering van de Kamer was ik absoluut verbaasd over de verklaringen van een Parlementslid, dat de fipronilcrisis en de fraude van het bedrijf Veviba gelijkstelde aan deze problematiek. Nogmaals, de bron van deze listeriabesmetting is afkomstig uit Nederland, dus niet uit België.
Laat ik het opnieuw over de feiten hebben. Het FAVV en ikzelf werden op 4 oktober geïnformeerd over het terugroepen, door Aldi, van producten op basis van vlees. Op 3 oktober om 21.33 uur stuurde het bedrijf Ter Beke een mail naar de lokale controle-eenheden van Antwerpen om het probleem te signaleren.
De producten in kwestie kwamen uit Nederland en werden gefabriceerd door een Nederlands bedrijf waar de listeriabacterie gedecteerd was. Het FAVV heeft dus op 4 en 6 oktober onmiddellijk en proactief gecommuniceerd over de voorzorgen die de consumenten moeten nemen. Het dramatische voorval in Nederland heeft onze waakzaamheid aangescherpt, maar listeria is geen nieuw probleem. Van de 15.000 tests die het FAVV jaarlijks uitvoert op microbiologische pathogenen, zijn er 9.000 gericht op het opsporen van listeria. Van 2014 tot 2018 heeft men tussen 74 en 104 besmettingen per jaar gevonden.
Het FAVV heeft geadviseerd verse levensmiddelen steeds in de koelkast te bewaren, de houdbaarheidsdatums te respecteren en de levensmiddelen goed te koken. Voor het FAVV is transparantie van fundamenteel belang, aangezien listeria de dodelijke ziekte listeriose veroorzaakt. De risicogroepen moesten worden voorgelicht, en dat is dan ook gebeurd.
Zodra het FAVV via Aldi van de feiten op de hoogte gebracht was, heeft het zijn Nederlandse tegenhanger (NVWA) gevraagd alle nuttige informatie te bezorgen. Ik heb dat verzoek langs officiële weg aan mijn Nederlandse ambtgenoot bezorgd. Ik heb EFSA aangeschreven met het verzoek op Europees niveau een diepgaand onderzoek in te stellen en aanbevelingen te formuleren. Er werden immers andere haarden in Spanje, Hongarije en Duitsland ontdekt. Zondag werd er een nieuwe terugroepactie door Albert Heijn georganiseerd. Door Sligro en HANOS verkochte producten werden uit de rekken genomen. Het FAVV volgt het dossier van nabij op.
Had Nederland eerder contact met ons moeten opnemen? Dat is een goede vraag, maar het is niet aan mij om eventuele disfuncties bij de Nederlandse autoriteiten te onderzoeken. Dat neemt niet weg dat een aantal elementen snel verduidelijkt moet worden. Het verbaast mij in elk geval dat het FAVV een beroep heeft gedaan op het Europese systeem RASFF om informatie te verkrijgen bij de Nederlandse autoriteiten. Dat is niet de NVWA. Het RASFF is dus in werking gesteld. Eind juli 2019 zou de NVWA van het RIVM, de Nederlandse tegenhanger van Sciensano, de eerste signalen hebben gekregen van niet minder dan achttien gevallen van listeria die mogelijk gelinkt konden worden aan het bedrijf Offerman. Naar aanleiding van die informatie zou de NVWA de betrokken site opnieuw bezocht hebben om een bepaald aantal monsters af te nemen. Op 13 augustus 2019 kwamen uit de analyse twee positieve gevallen voor listeria, op de elf geanalyseerde monsters. Het bedrijf zou dan opnieuw maatregelen genomen hebben om de hygiëne te verbeteren. Op 2 oktober 2019 ontving de NVWA de bevestiging dat de listeriastam die werd aangetroffen bij het bedrijf Offerman, gelinkt kon worden aan gevallen van mensen die listeriose hadden opgelopen en die bekend waren bij het RIVM.
Vanaf die datum had de NVWA uit voorzorg de Europese agentschappen moeten inlichten. Wanneer de NVWA op 3 oktober contact opneemt met de fabrikant, gelast ze hem onmiddellijk de vestiging te sluiten. De NVWA stuurt echter pas op 4 oktober 's avonds het eerste RASFF-bericht uit, dat betrekking heeft op de producten die verkocht worden door Aldi, die diezelfde vrijdag de betrokken producten al had laten terugroepen. Ik heb de heer Diricks gevraagd u uit te leggen hoe moeilijk het is om producten te traceren. De Nederlandse autoriteiten zullen eventuele verantwoordelijkheden met betrekking tot de informatieoverdracht moeten vaststellen. We kunnen bepaalde lessen trekken in verband met verbeteringen die op het Europese niveau moeten worden doorgevoerd.
Voedselveiligheid is een fundamentele uitdaging op volksgezondheidsgebied, geen politiek spel. Het FAVV stelt alles in het werk om de consument te beschermen. Voor voedingswaren zoals rauwe melk, rauwkost en gerookte vis bestaat er een verhoogd risico op de aanwezigheid van bacteriën. De technici zullen daar nader op ingaan. Het vergaren van gegevens over listeriose valt onder de bevoegdheid van minister De Block. De cijfers zijn hoog maar stabiel. In 2018 bedroeg het conformiteitspercentage 92,2 %, wat wijst op een goede voedselveiligheid.
Het FAVV voert bij alle operators uit de levensmiddelenindustrie controles uit op basis van een wetenschappelijke risicobeoordeling. Naast de verplichte inspecties is ook het autocontrolesysteem van groot belang. De operators stellen samen met het FAVV persberichten op, die het naast zijn eigen persberichten verspreidt. Het FAVV is belast met de followup van de terugroepingen. Het is de minister van Landbouw die in de Europese Landbouwraad bevoegd is voor de voedselveiligheid. Voor een aantal punten echter is minister De Block, als voogdijminister voor Sciensano, eveneens bevoegd.
Sciensano werd in augustus 2019 gecontacteerd door het European Centre for Disease Prevention and Control. Het RIVM wilde weten of er in andere lidstaten net als in Nederland een bron van listeria werd ontdekt, maar repte niet van de verschillende sterfgevallen. Dit roept ernstige vragen op over de uitwisseling van informatie tussen landen. De situatie moet inderdaad verbeteren, mevrouw Dierick. Sciensano heeft in 2018 in België twee gevallen van listeriose vastgesteld. In beide gevallen ging het over dezelfde stam als die welke het RIVM vaststelde. Het FAVV noch Sciensano wist dat er verdenkingen rustten op een onderneming die exporteert naar België. We hebben onze Nederlandse collega's met aandrang gevraagd om de informatiedoorstroming te verbeteren.
Ik heb een punt laten toevoegen aan de agenda van de Europese Landbouwraad van volgende week, zodat Nederland alle nodige aanbevelingen krijgt. Het is niet de eerste keer dat er een probleem met informatiedoorstroming vanuit Nederland rijst. De kwestie moet ook op Europees niveau geregeld worden. Ik heb Sciensano aangeschreven met de vraag om dit soort gegevens en studies systematisch aan het FAVV te bezorgen en om hieromtrent een protocol uit te werken.
Mevrouw Dierick, de Gemeenschappen bepalen vanaf wanneer Sciensano op de hoogte gebracht moet worden van een geval van listeriabesmetting. Aan Franstalige kant moeten alle gevallen gemeld worden, maar dat is niet zo in Vlaanderen. Uiteraard kan Vlaanderen op dat vlak volledig autonoom beslissingen nemen. Alle besmettingen meteen communiceren, dat is volgens mij de richting die we moeten uitgaan.
Herman Diricks:
Mijnheer de voorzitter, ik zal ingaan op een aantal vragen, die wij gegroepeerd hebben in hoofdstukken, omdat er gedeeltelijk overlappende vragen gesteld werden. Er is al veel gezegd over listeria en de gevolgen ervan. Het betreft een ziekteverwekkende bacterie die – het is van belang dit te beseffen – van nature overal voorkomt. Er is dus altijd een mogelijkheid dat grondstoffen besmet kunnen worden. Een ander aspect van listeria dat wij zeker niet uit het oog mogen verliezen, is dat een besmetting met listeria niet alleen via de voeding, maar ook via andere wegen kan gebeuren. Een bijkomende aspect is dat de symptomen van listeriose op griep lijken. De ziekte treft echter vooral mensen met een verzwakte immuniteit, ouderen en zwangere vrouwen. De besmetting kan ook leiden tot een miskraam en, in ernstige gevallen, tot de dood van de patiënt.
Wij zien dat er een evolutie is. Vroeger had men namelijk nogal wat kritiek op het agentschap, omdat het volgens de mensen strenge maatregelen nam op het ogenblik dat listeria aangetroffen werd. Ondertussen is iedereen ervan overtuigd dat listeria niet onderschat mag worden. Argumenten dat enkele listeriagevallen toch weinig uitmaken, argumenten die wij te horen kregen, zijn uit den boze.
Listeriabesmettingen stelt men het vaakst vast in rauwe melk, rauwmelkse kazen, rauwe groeten en gerookte vis. Die levensmiddelen vertonen een hoog risico op de aanwezigheid van de bacterie, aangezien die niet of onvoldoende verhit worden tijdens de productie. Betreft het voedingsmiddelen die tijdens de productie worden verhit of gepasteuriseerd, dan is de verhitting doeltreffend genoeg om de bacterie te doden, maar er moet rekening mee worden gehouden dat de bacterie goed kan overleven in de productieomgeving van levensmiddelen. De bacterie kan ook voorkomen in vleesproducten en kant-en-klare gerechten door een nabesmetting uit de omgeving. De bacterie kan bijvoorbeeld aanwezig zijn op de snijmachines. De toepassing van goede hygiënepraktijken door de bedrijven is de enige manier om een listeriabesmetting zo goed als mogelijk te vermijden. Producten zonder hittebehandeling of producten waarbij een nabesmetting mogelijk is, moeten in het bijzonder gevolgd worden. Een aspect dat het onderzoek naar listeriabesmetting eveneens bemoeilijkt, is het feit dat de periode waarbinnen listeria bij de patiënt en de oorspronkelijke besmetting wordt ontdekt, heel hoog kan oplopen. Men spreekt van zes weken tot negentig dagen. Dan is het heel moeilijk om het verband te leggen tussen de ziekte van de patiënt en de contaminatie van een levensmiddel.
Ik denk dat uit de uiteenzetting van de minister al gebleken is dat we de zaken op Europees niveau moeten bekijken. Als we op Europees niveau kijken, dan werden in 2017 2.480 humane gevallen van listeriose gerapporteerd. Listeria monocytogenes staat daarmee op de vijfde plaats van de meest voorkomende zoönoses. Op de eerste plaats staat campylobacteriose met meer dan 246.000 gevallen in 2017. Onder de meest voorkomende zoönoses is listeria monocytogenes de bacterie die de meeste ziekten veroorzaakt met een fatale afloop: een op negen gevallen. In 40 % van de listeriosegevallen was een ziekenhuisopname nodig. Verbanden leggen is heel moeilijk. In slechts 39 van de 2.480 gevallen kon de ziekte gelinkt worden aan voeding. Een eengemaakte Europese markt maakt ook een Europese aanpak noodzakelijk.
Welke regels passen wij toe?
Een van de belangrijkste wettelijke verplichtingen voor levensmiddelenbedrijven is een permanente beheersing van de risico's. Zij worden geacht hun verantwoordelijkheid te nemen in alle stadia van het productieproces.
Het toezicht op de voedselketen door middel van controles is de voornaamste opdracht van het FAVV. De Europese reglementering voorziet in normen voor listeria monocytogenes in kant-en-klare levensmiddelen. Dat zijn levensmiddelen die niet meer of slechts matig verhit worden voor consumptie door de consument. Indien een levensmiddelenbedrijf kan aantonen dat er geen groei van listeria mogelijk is boven een limiet van 100 kolonievormende eenheden per gram levensmiddelen gedurende een houdbaarheid van het levensmiddel, mag de limiet gebruikt worden. Is dat niet het geval, dan moet de controle de afwezigheid van bacteriën aantonen in 25 gram. Die norm geldt ook voor kant-en-klare zuigelingenvoeding en voor voeding in medisch gebruik. De normen zijn van toepassing in de gehele Europese Unie.
Krachtens de Europese regelgeving moet elk bedrijf een autocontrolesysteem opzetten. Elk bedrijf moet zich houden aan de goede hygiënepraktijken, in het kader van zijn HACCP-systeem een monitoring organiseren en voldoen aan de Europese regelgeving inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen.
De strijd tegen listeria in de voedingssector is een uitdaging om twee redenen. Ten eerste, de bacterie kan vermeerderen bij lagere temperaturen, wat betekent dat een correct gekoelde bewaring van kant-en-klare levensmiddelen van het uiterste belang is, net als het respecteren van de houdbaarheidsdatum ervan. De datum "te gebruiken tot" op een voedingsmiddel wordt vaak gebaseerd op de mogelijke groei van listeria op dat product. Ten tweede, moeten levensmiddelenbedrijven er rekening mee houden dat de listeriabacteriën zich aan elkaar kunnen hechten in een dunne film. Zo'n biofilm is zeer moeilijk te verwijderen en komt vaak in leidingen en op oppervlakken voor. Doorgedreven reiniging en ontsmetting van de oppervlakken is nodig om de biofilmen te verwijderen. Listeria is daardoor dus zeker geen onbekende in de voedingsmiddelenbedrijven en treft zowel grote fabrikanten als kleinere producenten. Het is hier al aangehaald, er zijn in Europa al verschillende doden gevallen als gevolg van een listeriabesmetting: bijvoorbeeld met diepvriesgroenten uit een Hongaarse fabriek. In Spanje waren er meer dan tweehonderd gevallen, ook met een aantal doden. Dat bewijst dat als het FAVV optreedt naar aanleiding van de aanwezigheid van listeria, zijn maatregel absoluut noodzakelijk en proportioneel is. De bacterie is gevaarlijk om het even in welk product ze voorkomt.
Ook al is de Europese regelgeving belangrijk, ook een goed functionerend autocontrolesysteem is essentieel voor zowel de grote als de kleine bedrijven. Het toezicht op de voedselketen door middel van controles is de voornaamste opdracht van het FAVV. Het controleprogramma is gebaseerd op een wetenschappelijk verantwoorde evaluatie en dat programma wordt door het agentschap vertaald in concrete bemonstering- en inspectieplannen, gebaseerd op objectieve en statistisch verantwoorde parameters. Dat geldt uiteraard ook voor listeria.
De minister heeft al verwezen naar de belangrijke plaats die microbiële contaminanten in ons controleprogramma innemen. Ik kan u ter vollediging van de cijfers die hij aangehaald heeft, nog meegeven dat er in 2014 7.803 analyses gebeurd zijn, in 2015 9.466, in 2016 9.738, in 2017 9.040, en in 2018 9.155. Het conformiteitscijfer draaide altijd om het cijfer dat de minister in de mond nam, namelijk 99,12 %. In 2019 hebben wij tot heden 6.370 analyses uitgevoerd, met 99,4 % conformiteit. Dat ligt in de lijn van de voorgaande jaren. Hoe dan ook, wij proberen een zo goed mogelijk beeld te krijgen op de voedselketen. Dat betekent dat ons bemonsteringsprogramma een uitgebreide steekproef at random is, om een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen en de kans op detectie te maximaliseren. Bij het agentschap hebben we zowel het monsternameprogramma als het inspectieprogramma. In de checklisten die onze controleurs en inspecteurs gebruiken bij de inspecties, zijn elementen opgenomen met betrekking tot de microbiologie en wordt ook gepolst naar, onder meer, maatregelen met betrekking tot de koude keten en de mogelijke kruisbesmetting en algemene hygiënemaatregelen. Dat wil zeggen dat als we bij een bedrijf controleren, een van de standaardvragen is hoe men omgaat met microbiologie in het bedrijf en welke testen men in het bedrijf op microbiologische parameters doet.
Wat doen we als we een voedseltoxie-infectie ontdekken? In het onderzoek naar de oorzaak van voedseltoxie-infecties werkt het FAVV nauw samen met Sciensano en de Gemeenschappen. Het FAVV zal instaan voor het onderzoek naar mogelijk betrokken levensmiddelen, terwijl de regionale agentschappen instaan voor het onderzoek naar de ziekte. Het bindmiddel is Sciensano, dat de gegevens krijgt van de Gemeenschappen en ook van het agentschap. Samen probeert men uit te maken wat de oorzaken zijn van een contaminatie. Dat geldt niet alleen voor listeria, maar ook voor andere microbiële contaminanten.
Sciensano doet uiteraard onderzoeken, zowel op de humane stalen als op de stalen die door het agentschap ter beschikking worden gesteld. Om er zeker van te zijn dat er een link is tussen het voedingsmiddel en de uitbraak, gebruikt België met Sciensano de methode van whole genome sequencing, die ook door de Nederlandse collega's werd gebruikt. Met die analysetechniek, die steeds vaker wordt toegepast, kan men nagaan of het DNA van de bacterie in de voeding overeenkomt met het DNA van de bacterie bij de patiënt. Ik geef een heel recent voorbeeld. De uitbraak van salmonellabesmetting in een Brugse school kon worden gevonden, doordat men op genetisch vlak de link kon leggen tussen de salmonella gevonden in het voedingsmiddel, in casu de tartaar, en de salmonella die bij de zieke leerlingen werd gevonden.
Hoe gaat het FAVV praktisch te werk bij vastgestelde problemen bij consumenten of afnemers? Elk bedrijf in de voedingsketen dat reden heeft om aan te nemen dat een product schadelijk kan zijn voor de gezondheid van mens, plant en dier moet drie dingen doen. Ten eerste, het bedrijf moet onmiddellijk maatregelen nemen om gevaren weg te nemen. Dit kan door producten te blokkeren, uit de handel te nemen of terug te roepen. Ten tweede, het bedrijf moet onmiddellijk het agentschap op de hoogte brengen. Een van de sleutelelementen om problemen succesvol op te lossen, is het agentschap zo snel mogelijk op de hoogte brengen. Dat geldt niet alleen voor overheden uit andere lidstaten, maar ook met betrekking tot de operatoren. Ten derde, het bedrijf moet zijn klanten en zo nodig de consument informeren.
Welke maatregelen wij nemen, hangt af van het soort product, waar het zich in de voedselketen bevindt op het ogenblik dat er vastgesteld wordt dat er iets mis mee is. Grondstoffen moeten, als ze gevaar inhouden, geblokkeerd worden. De leverancier moet worden verwittigd en het FAVV moet worden verwittigd zodat iedereen die deze grondstoffen heeft gekregen ook maatregelen kan nemen. Wanneer het gevaar in verwerkte producten zit, moet de producent ze blokkeren, opnieuw het FAVV verwittigen en iedereen die de producten heeft gekregen. De producent moet het product uit de handel nemen, alle klanten verwittigen dat het niet meer verkocht mag worden en als het al bij de consument is terechtgekomen, moet hij het product terugroepen. Meestal gebeurt dat via een persbericht. Het persbericht zal altijd samen met het agentschap bekeken worden. Er zijn een aantal uitzonderingen, bijvoorbeeld als het gaat om producten die via het internet verkocht worden waarvoor geen Belgische verantwoordelijke aan te duiden is en dan zal het FAVV de melding naar de consument op zich nemen, of indien de producent om een of andere reden weigert zijn producten terug te roepen.
Het agentschap neemt drie belangrijke maatregelen. Ten eerste, ervoor zorgen dat producten geblokkeerd worden die besmet of mogelijk besmet zijn. Ten tweede, alle producten uit de handel nemen die niet direct voor de consument bestemd zijn. Ten derde, een recall van alle producten die naar de consument gaan. Niet alleen informeert het FAVV over de recalls, het agentschap zal ook altijd meer algemene informatie geven om de consument te informeren. Wanneer niet-conforme listeriaresultaten worden aangetroffen tijdens controles van het FAVV of tijdens de autocontrole van het bedrijf en het product bevindt zich al in de distributiesector, zal het FAVV zonder uitstel maatregelen nemen. De bescherming van de consument is de hoofdmissie van het agentschap en ook de reden van de oprichting ervan
De producten zullen niet enkel uit de rekken gehaald worden — sommigen zijn van mening dat dit volstaat — ze worden ook teruggeroepen bij de consument. Het FAVV zal opvolgen wat het bedrijf doet en het ondersteunen bij het opstellen van het persbericht. Het zal ook de volledige tracering opvolgen.
Als er een recall georganiseerd wordt, zal het agentschap steeds controles uitvoeren bij de bedrijven die de besmette producten ontvangen hebben om te verzekeren dat deze uit de winkelrekken werden gehaald. Het betrokken bedrijf, groot of klein, zal de oorzaak van de besmetting moeten nagaan en al het nodige doen om weer levensmiddelen te kunnen produceren die voldoen aan de geldende normen inzake de listeriabacterie. Een producent zal dus maar opnieuw kunnen beginnen op het moment dat wij uit onze controles hebben kunnen opmaken dat het bedrijf opnieuw vrijgegeven kan worden. Zoals de minister heeft aangehaald, hebben wij in 2019 al 23 productterugroepingen georganiseerd als gevolg van de listeriabacterie. Het gaat meestal over kaas- en vleesproducten. In die 23 recalls zijn deze van Aldi en Albert Heijn inbegrepen.
Het is ook belangrijk om inzicht te krijgen in de uitwisseling van informatie met andere lidstaten. Het RASFF, Rapid Alert System for Food and Feed, is een Europees systeem dat werd ingevoerd om informatie tussen bevoegde controle-instanties van nationale overheden en de Commissie snel en doeltreffend te communiceren. Ook als het gaat over genomen maatregelen als reactie op ernstige risico's. Deze informatie-uitwisseling moet alle lidstaten in staat stellen om snel en gecoördineerd te handelen in reactie op een bedreiging voor de volksgezondheid. Het RASFF-systeem is in essentie een netwerk van duidelijk geïdentificeerde contactpunten bij de Commissie, maar ook bij de EFSA, en op nationaal niveau in de lidstaten. De gegevens worden uitgewisseld via een online platform, IRASFF genoemd. Het systeem werkt ons inziens naar behoren, maar is natuurlijk afhankelijk van de snelheid waarmee de informatie erin geplaatst wordt. Ook de Commissie heeft initiatieven genomen en het systeem gemoderniseerd, en zorgt bovendien voor afstemming met andere systemen van uitwisseling.
Uiteraard is het RASFF-systeem niet het enige systeem waarmee lidstaten informatie kunnen uitwisselen. Ik ben zelf lid van Heads of Agencies. Dat zijn de hoofden van alle diensten die zich bezighouden met inspecties. Ook daar proberen wij een netwerk uit te bouwen dat toelaat om contact op te nemen. Ik heb daarvan uiteraard gebruikgemaakt om vorig weekend aan te dringen op het verkrijgen van de informatie. Dat is niet het enige. Wij hebben de Chief Veterinary Officers, de Chief Plant Health Officers en de Chief Food Safety Officers, die allemaal samen netwerken vormen waarmee informatie kan worden uitgewisseld.
Een van uw vragen ging over de cijfers van het RASFF. In 2018 werden er door België 163 RASFF-berichten opgesteld over een product van niet-Belgische oorsprong. Daarvan waren er 76 uit de Europese Unie en 87 uit derde landen. In 2019 zaten wij al aan 125 RASFF-berichten opgesteld over producten niet van Belgische origine. Daarvan kwamen er 65 uit de Europese Unie en 60 uit derde landen. Met derde landen bedoel ik uiteraard alle landen die niet behoren tot de Europese Unie. Ik meen hiermee een overzicht te hebben gegeven van de werkwijze van het agentschap en van de aspecten op Europees vlak die ook voor een groot stuk op Europees vlak moeten worden gerealiseerd.
De voorzitter:
Ik dank u, mijnheer Diricks, voor uw nuttige uiteenzetting. Velen van ons zijn nieuw in deze commissie en het is dus zeker goed om een kader te hebben. Het zou trouwens nuttig zijn mocht u ons uw tekst overmaken, zodat hij aan de commissieleden kan worden bezorgd.
Herman Diricks:
Oké.
De voorzitter:
Wij gaan nu over tot een aantal vragen over de listeriabesmetting bij het bedrijf Offerman in Nederland.
....
Frieda Gijbels (N-VA):
Dank u wel voor de toelichting. Ik blijf wel nog met een paar vragen zitten. Begrijp ik het goed dat het op initiatief van Aldi was dat de problematiek werd aangekaart? Is het door de melding van Aldi dat wij te weten gekomen zijn dat er een probleem was met het Nederlandse bedrijf? Bent u van mening dat het RASFF-systeem goed gewerkt heeft? Voorts is het voor mij onduidelijk waarom het zo lang geduurd heeft eer precies duidelijk geworden is waar de vleeswaren precies terechtgekomen zijn. Er is wel toelichting gegeven over de communicatiesequentie in verband met de informatiedeling, maar onze fractie vraagt zich af op welke manier het voedsel in onze supermarkten getraceerd wordt.
Hoe zit het precies met de informatiestroom wanneer er in ons eigen land of in een land dat aan ons levert een probleem wordt vastgesteld bij de productie? Als men op de website van het FAVV kijkt, ziet men dat er aanbevolen wordt dat bij een voedselverwerkend bedrijf tijdens het productieproces geen listeria mag worden vastgesteld. Hoe moet ik dat interpreteren in dit geval? Klopt het dat de Europese richtlijnen voorschrijven dat er geen listeria aanwezig mag zijn in de voedingsindustrie? Er was toch listeria aangetroffen in het betrokken bedrijf.
Wat is uw mening over de drempelwaarde? Het is toch verontrustend dat ernstige infecties blijkbaar mogelijk zijn zelfs wanneer een bedrijf onder die drempelwaarde is gebleven bij alle controles? Zijn er ook in ons land infecties vastgesteld met dezelfde listeriastam? U hebt bevestigd dat er twee gevallen geweest zijn in 2018, maar dat het FAVV niet op de hoogte was van de reden van de vraag.
Ik meen dat wij in dezen gerust mogen stellen dat wij recht hebben op die informatie als ons gevraagd wordt die na te kijken in onze databanken. Tot slot, is de situatie nu onder controle in ons land?
Minister Denis Ducarme:
Ik zal een globaal antwoord geven dat aangevuld zal worden door de heer Diricks.
....
Mevrouw Gijbels, het RASFF-bericht kwam er pas op initiatief van het FAVV. Het was het Belgische FAVV dat op eigen initiatief contact nam met zijn Nederlandse collega, en niet omgekeerd. Dat is inderdaad waarschijnlijk problematisch.
....
Herman Diricks:
Mijnheer de voorzitter, zonder te belerend te willen overkomen, wil ik graag een algemene context schetsen over hoe wij werken en met dergelijke zaken omgaan om daarna te komen tot de verschillende vragen die werden gesteld.
De voorzitter:
U hebt al een algemene uitleg gegeven, dus misschien kunt u het wat beknopt houden.
Herman Diricks:
Ja, maar men heeft het over duurtijden van zaken die gebeuren. Ik denk dat men goed moet beseffen dat het werk niet altijd evident is. Ik zal mij zoveel mogelijk beperken, maar ook de minister had gevraagd om wat uitleg te geven over traceerbaarheidsoefeningen. Er zijn twee zaken die wij hierin moeten onderscheiden. Eerst al wat gebeurt in het kader van een onderzoek vooraleer men de bron heeft en daarna de traceerbaarheid vanaf het moment dat wij weten dat de oorsprong van een probleem bij een bepaald bedrijf ligt. Het heeft de Nederlanders tijd gekost om het probleem effectief te pinpointen. Als wij kijken naar een aantal voorgaande gevallen, zoals listeria in diepvriesgroenten of het gekende voorbeeld van E. coli in groenten in Duitsland, dan zien wij dat het maanden heeft geduurd vooraleer men de bron had gevonden. Men dacht eerst dat de bron Spaanse komkommers waren, maar uiteindelijk heeft de Europese instelling EFSA na lang onderzoek, omdat er niet alleen in Duitsland maar ook in Frankrijk gevallen waren gevonden, bepaald dat de E. coli in fenegriekzaden uit Egypte zat. Wat ik daarmee wil zeggen, is dat het tijd vergt om een onderzoek te voeren en effectief te bron te vinden. Ik vind dat dit toch belangrijk om te vermelden is in de context waarin wij werken, ook als Belgisch agentschap.
Een tweede aspect dat daarin heel belangrijk is, is dat men de pool humane gezondheid heeft en de pool onderzoek in levensmiddelen. Het is juist op Europees niveau dat men die twee polen tracht te linken door aan de kant van humane gezondheid te werken met het ECDC, dat allerlei informatie verzamelt over contaminaties bij mensen, en aan de andere kant de activiteiten die wij doen. Het is bijzonder moeilijk om de twee plaatjes naast elkaar te leggen. Als men het heeft over duurtijd, bijvoorbeeld genome sequencing neemt soms tot zes weken in beslag. Dat wil zeggen dat men zes weken moet wachten om daarvan het resultaat te kennen. Ik hoop dat de technologie zodanig ontwikkelt dat het sneller kan gaan, maar in ieder geval wil ik daarmee vooral aangeven dat het een tijdje kan duren vanaf het moment dat men vaststellingen doet tot men uiteindelijk de bron vindt. Eens men de bron heeft gevonden, is het volgende probleem de traceerbaarheid doorheen de keten.
Zoals wij hebben vastgesteld, was Aldi erg snel om te reageren. Albert Heijn is wat later gevolgd. Het verband tussen de producent en de verkoper van het product is lineair – een op een. In een aantal andere gevallen, en zeker als het gaat om kleine distributeurs, is het mogelijk dat een product van producent naar twee grossisten en een traiteur gaat. Op dat moment moeten alle stappen worden gevolgd vooraleer men uitkomt bij degene die het product aan de consument verkoopt of zelf gebruikt. Ik meen dat dit op zich geen evidente oefening is. Ik kan ook begrijpen dat dit in Nederland de nodige tijd heeft gevergd. Wij moeten er bovendien aan toevoegen dat bedrijven die de plicht hebben om hun aannemers in te lichten dit ook doen. Op die manier krijgt men een parallel circuit tussen wat bedrijven aan elkaar doorgeven en wat zij via het RASFF overmaken. Ik moet zeggen dat wij bijzonder tevreden mogen zijn over het feit dat de mensen van Controle altijd heel hard kloppen op de nagel van de meldingsplicht. Op die manier worden wij als FAVV in België altijd bijzonder snel op de hoogte gebracht van mogelijke problemen en mogelijke recalls door de operatoren.
Ik hoop dat ik daarmee niet te veel van uw tijd in beslag heb genomen. Ik wou toch even het algemene plaatje schetsen. Ik meen dat ik hiermee de context heb geschetst voor het antwoord op vragen over de duurtijd bij de Nederlanders. Zoals de minister heeft gezegd, is het uiteindelijk aan de Nederlandse parlementsleden om daarover te oordelen. Ik kom dan nog even terug op de traceerbaarheid en de oorzaken van de listeriabesmetting. Een parlementslid heeft gevraagd of wij niet moeten terugkeren naar de bron. Dit is bijzonder moeilijk. Rauwe melk is bijvoorbeeld een bron van listeria, maar niet elke batch rauwe melk is besmet. Wat er in een bedrijf als Offerman is gebeurd, laat zich verklaren door het feit dat zij slicers zijn – zij snijden producten. Hun activiteit bestaat uit het snijden van producten. Eens er op een snijmachine een besmetting zit door een rauwe grondstof en dit wordt onvoldoende gereinigd, dan kan er sprake zijn van een continue puntbron die af en toe voor contaminatie zorgt. Dat is trouwens de verklaring waarom er in eenzelfde bedrijf soms geen enkel probleem wordt vastgesteld, terwijl er een volgende keer wel een probleem kan worden vastgesteld.Het is dus erg complex om echt naar de oorsprong te gaan. De vleesindustrie werkt, zoals ik al zei, vaak met rauwe producten. Rauwmelkse kazen vormen bijvoorbeeld ook een probleem. Onze Franse collega's doen vaak recalls voor rauwmelkse kazen, omdat er nu eenmaal geen enkele stap in het proces de listeria tenietdoet. Zeer goede hygiëne is om die reden dan ook zeer belangrijk. Bij de melkproducenten geldt dat van bij de start tot en met de persoon die het product aan de consument verkoopt. Listeria kan niet alleen via voeding, maar ook door persoonlijk contact doorgegeven worden. Het is mij niet bekend of het ook via de lucht kan. Ik denk dat het vooral om menselijk contact en contact met besmette oppervlakken gaat. Een collega vertelde mij ooit dat de klinken in een bedrijf besmet waren. Er moet in ieder geval een contact zijn. In verband met de vestigingseenheden van Ter Beke in België meen ik dat wij, zoals de minister al aangaf, moeten opletten met de veronderstelling dat de problemen in één bedrijf van de financiële groep automatisch afstralen op de andere bedrijven. Wij hebben voor uw vergadering enkele opzoekingen gedaan naar controles uitgevoerd bij de vestigingseenheden van Ter Beke. Het gaat om vijf controles en telkens werden de inspecties gunstig beoordeeld. Sommige inspecties vinden twee keer per jaar in de bedrijven plaats. Er worden ook monsters genomen. In een bedrijf zijn er in 2019 bijvoorbeeld veertien monsters geanalyseerd op listeria in het kader van het controleplan. Al de producten die wij officieel bemonsterd hebben, waren gunstig. Dat geldt ook voor een andere vestiging, waar wij vier keer bemonstering gedaan hebben. De frequentie van bemonstering hangt onder meer af van de aard van de producten die in het bedrijf gemaakt worden. Zonder reclame voor Ter Beke te maken, mogen wij over het algemeen zeggen dat de vestigingseenheden van Ter Beke in België correct functioneren. Zij hebben een gevalideerd autocontrolesysteem. Onze inspecties zijn gunstig of in het slechtste geval gunstig met enkele opmerkingen. De resultaten van de analyses die wij in ons controleprogramma uitvoeren, zijn eveneens gunstig. Ik denk dat ik daarmee alle antwoorden samengevat heb.
Ik denk, zoals daarnet ook gezegd is door de minister, dat we vooral moeten samenwerken, zeker op Europees vlak. Het is jammer dat ik niet meer tijd heb, maar de schema's van de flow van producten doorheen Europa zijn bijzonder treffend. Het is een geglobaliseerde markt en daar zullen uiteraard alle lidstaten en inspectiediensten van de individuele lidstaten hun rol moeten spelen. Maar ik denk dat er een goede samenwerking op Europees vlak nodig is, nog meer dan vandaag het geval is, eventueel aangestuurd door de Europese instellingen zoals de Commissie, het ECDC of de EFSA. Ik denk dat we daar het meeste rendement uit halen, omdat bijvoorbeeld het voorkomen van clustering op Europees vlak gemakkelijker is dan op het niveau van individuele lidstaten. Er is namelijk meer kans om een redelijk resultaat te krijgen.
Het is niet aan ons om te kijken wat de Nederlanders doen, maar wij gaan in ieder geval nagaan bij de bedrijven of hun HACCP-systeem op punt staat. Waarom het HACCP-systeem? In functie van de verschillende types producten worden er verschillende maatregelen genomen. Er zijn bijvoorbeeld een aantal producten waarvan op basis van een aantal parameters wetenschappelijk is aangetoond dat de groei van listeria niet mogelijk is. Die producten zullen natuurlijk op een andere manier bekeken worden dan de producten waar dat wel mogelijk is en waar het bedrijf binnen zijn autocontrole ook de nodig aandacht aan moet besteden, zoals de minister ook al zei. De som van autocontrole en controle door het agentschap moet leiden tot het minimaliseren van problemen die tot bij de consument kunnen komen. Als er dan een recall moet gebeuren, zullen onze mensen niet enkel de recall theoretisch opvolgen, maar in 10 % van de gevallen gaan we effectief ter plaatse kijken.
Jean-Marie Dochy:
Telkens wanneer er een terugroeping of terugtrekking georganiseerd wordt, gaan we ter plaatse controleren of die wel degelijk uitgevoerd werd. Vrijdag hebben we negen Aldi's en zaterdag vier winkels van Albert Heijn gecontroleerd. Alle waren in orde. Ook bij de operators die de producten ontvangen maar niet op de markt brengen, controleren we of de producten werden teruggetrokken.
Herman Diricks:
Er werd al herhaaldelijk verwezen naar de alarmdrempel. Listeria is een van de speciale gevallen. Er zijn namelijk verschillende alarmdrempels naar gelang van de manier waarop het product geanalyseerd wordt. Er is de regel in verband met afwezigheid in 25 gram. Er is ook de regel dat een product veilig is, als men aan het einde van de houdbaarheidstermijn niet boven 100 kolonievormende eenheden komt. Met andere woorden, op die manier kunnen producten, ondanks dat ze listeria bevatten, toch conform zijn.
Wat de – individuele of Belgische – burgerlijke aansprakelijk betreft, stelt men in geval van overtreding een proces-verbaal op dat naar het parket wordt gestuurd en kunnen de slachtoffers zich burgerlijke partij stellen.
Alle lidstaten zien het belang van goede informatieoverdracht in. Onder druk van de Europese Commissie en van de andere landen, probeert iedereen het RASFF-systeem correct te gebruiken. In vergelijking met de begindagen van het systeem heeft Europa een aanzienlijke vooruitgang geboekt op het vlak van gegevensuitwisseling. Er is natuurlijk altijd ruimte voor verbetering. Daarom proberen we met de verantwoordelijken van de agentschappen samen te komen om ervoor te zorgen dat we bij problemen kunnen communiceren via netwerken.
....
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de voorzitter, vanmorgen hebben wij aan minister De Block gevraagd of zij aanwezig kon zijn, maar zij zei ter zake niet bevoegd te zijn. Toch willen wij haar graag horen in dezen. Als dat vandaag niet is, dan liefst binnenkort, maar wij willen ook niet wachten tot in november
De voorzitter:
Ik stel voor dat u intussen, zoals gebruikelijk, repliceert op de antwoorden die u kreeg van minister Ducarme en van de vertegenwoordiger van het FAVV.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de voorzitter, in het betoog waren twee punten voor mij niet duidelijk. Was het vanuit Ter Beke dat de melding kwam aan de Nederlandse autoriteiten over een probleem bij Offerman? Heb ik dat juist begrepen? Ik kreeg geen antwoord op mijn vraag naar uw mening over de drempelwaarden, die in bepaalde gevallen problematisch blijken te zijn. Werden deze overschreden?
Ik was ook blij te horen dat wij in ons land werken met de meest geavanceerde detectiemethodes met betrekking tot onder meer listeria. Ik denk dat niet alleen de detectiemethodes van belang zijn, zoals ten overvloede duidelijk is geworden, maar dat ook de communicatie- en informatiestroom essentieel zijn. Het is voor een buitenstaander wellicht onbegrijpelijk dat het zo lang duurt alvorens er duidelijkheid komt over de precieze omvang van het probleem en over in welke winkelketen de vleesproducten terecht zijn gekomen.
In tijden waarop volop wordt ingezet op nieuwe technologieën zoals blockchain, meen ik dat de tijd rijp is om dit principe op onze voedselketen toe te passen. Dat is waarschijnlijk iets voor de volgende minister om te bekijken. Het spreekt voor zich dat er in de communicatiestroom liefst zo weinig mogelijk tussenstappen zijn. In die zin is de versnippering van bevoegdheden in ons land waarschijnlijk een probleem. Dat is immers niet bevorderlijk voor een vlotte informatiedeling, iets waar Sciensano in haar rapport van 2017 overigens ook op heeft gewezen.
Het medische aspect van voedselbesmetting ligt bij de Gemeenschappen, het voedselaspect bij de federale overheid. Een suggestie van ons is om het aspect voedselveiligheid naar de Gemeenschappen over te hevelen, net zoals preventie, het gros van het landbouwbeleid en dierenwelzijn dat al zijn. Zo kan er een coherenter en dynamischer geheel ontstaan.
Voorts meen ik dat de communicatie met de buurlanden moet worden aangescherpt, en wellicht bent u dezelfde mening toegedaan. Tot slot, snel en duidelijk optreden in deze zaak is belangrijk voor verschillende partijen: voor de consument die inzit met zijn gezondheid en wil weten waar hij aan toe is, maar ook voor de voedselindustrie, voor wie elke dag onzekerheid grote consequenties kan hebben, niet het minst voor de werknemers die in deze bedrijven actief zijn.
Deze vraag werd gesteld in het kader van een actualiteitsdebat. Het volledig verslag is terug te vinden via https://www.dekamer.be/doc/CCRI/pdf/55/ic023.pdf