Kamerlid
Kruimelpad
De drop-outcijfers bij arts-specialisten in opleiding (ASO's) - mondelinge vraag aan minister De Block
Frieda Gijbels (N-VA):
Mevrouw de minister, artsenspecialisten vormen een essentiële schakel in onze gezondheidszorg. Zij worden meestal geconsulteerd na een verwijzing door de huisarts, wanneer een gespecialiseerde aanpak vereist is. Om het gewenste niveau van kennis en kunde in een specialistendomein op te doen, is een intensieve en vaak langdurige opleiding nodig. Die opleiding gebeurt voor het grootste deel via stages in ziekenhuizen, waarbij de arts-specialist in opleiding op de werkvloer meedraait en van de stagemeester onderricht krijgt over de noodzakelijke bekwaamheden.
De combinatie van leren en werken maakt dat veel uren worden gepresteerd. De opleiding legt veel druk op de arts-specialist in spe. Er zou dan ook sprake zijn van een substantiële uitval van artsenspecialisten in opleiding. Bijkomend steunt de opleiding tot arts-specialist op een federaal en een regionaal luik. Als arts valt een specialist in opleiding onder de gezondheidszorg, wat federale materie is. Als specialist in opleiding valt de arts onder onderwijs, wat een gemeenschapsbevoegdheid is. Het beheer van het statuut van arts-specialist in opleiding op twee niveaus maakt de situatie er dus niet gemakkelijker op.
Ik heb daarover een aantal vragen. Ten eerste, hoe groot is het aantal artsen in opleiding dat tijdens de opleiding stopt? Op welke wijze worden die cijfers bijgehouden? Ten tweede, hoe verloopt de doorstroom van de cijfers van de Gemeenschappen naar het federale niveau? Ontvangt Volksgezondheid cijfers van de Gemeenschappen? Waarom is dat wel of niet het geval? Ten derde, welke initiatieven zult u nemen om de uitval in de opleiding tot arts-specialist terug te dringen?
Minister Maggie De Block:
Mevrouw Gijbels, ik zal u de cijfers geven. Het is het uittreksel uit het kadaster tot 12 december 2019 over de evolutie van het aantal vrijwillige stopzettingen in stages voor specialismen ziekenhuisgeneeskunde. Dat is dus zonder de huisartsengeneeskunde en de niet-curatieve specialismen, zoals de arbeidsgeneesheren.
Wij zien dat de cijfers nog meevallen. Wij stellen vast dat voor de stages die in 2018 zijn begonnen, tot op heden negen stagiairs in opleiding hun stage hebben stopgezet, wat overeenkomt met 0,6 % van het aantal begonnen stages in 2018. U ziet dat die cijfers schommelen, maar dat ze de laatste vijf jaar dalen.
De Gemeenschappen zijn bevoegd voor het goedkeuren en valideren van de stageplannen van de artsen-specialisten in opleiding. Het stageplan is immers een instrument dat moet leiden tot de erkenning. Mijn bevoegdheid op dat vlak is dus onbestaande en ik heb die cijfers dan ook moeten opvragen bij de Gemeenschappen.
Die cijfers worden bijgehouden bij de Gemeenschappen, in eCAD, in het kader van het beheer van de stageplannen. De data worden gedeeld tussen het federale niveau en de deelstaten in het kader van een gezamenlijke applicatie voor het kadaster van erkende gezondheidszorgberoepsbeoefenaars. Het kadaster wordt aangevuld door de verschillende partners volgens hun bevoegdheid en wordt op federaal niveau beheerd in het kader van het protocolakkoord van 19 oktober 2015.
Wat uw vraag over de uitval betreft, in 2017 werd het Groenboek, getiteld "Naar een geïntegreerde oplossing voor stagecapaciteit, financiering van stage en kwaliteitsbewaking" voorgesteld aan de Hoge Raad van artsen-specialisten en van huisartsen. Het kwam er naar aanleiding van de verhoogde instroom in de professionele stage naar aanleiding van de dubbele cohorte.
Ik kan u niet zeggen hoeveel vragen ik heb gekregen in verband met de dubbele cohorte. Om daaraan tegemoet te komen, hebben wij het Groenboek opgesteld. Ik denk dat dit een goede zaak was. Die dubbele cohorte ontstond in 2018, toen de promovendi van de zevenen de zesjarige basisopleiding instroomden.
Op dit moment wordt op basis van data van de FOD en de Gemeenschappen een financiering toegekend aan stagemeesters die één ASO of meer in opleiding hebben. Die regeling is van toepassing voor 2016 tot en met 2018 voor stages in algemene ziekenhuizen. Vanaf 2019 geldt de regeling ook voor de stages in de universitaire ziekenhuizen.
Dit is mogelijk gemaakt door de toevoeging van de middelen van het universitaire onderdeel van het budget van financiële middelen, B9, bedoeld voor de opleiding. Ik merk op dat het budget voor de opleiding van artsen-specialisten meer dan verdubbeld is sinds de realisatie van het Groenboek.
Voor de verdere realisatie van het Groenboek wordt er gewerkt aan nieuwe concepten rond de evaluatie van de kwaliteit van de stages. Daarvoor zal allicht nieuwe wetgeving nodig zijn. Deze wordt momenteel voorbereid door de experten van de FOD.
De ASO's vragen ook een bemiddelingsfunctie voor problemen tijdens de stage. Dat is een legitieme vraag die wordt bekeken. Voorts verzoek ik de Nationale Paritaire Commissie GeneesherenZiekenhuizen een advies uit te brengen over een nationale generieke opleidingsovereenkomst met afspraken over de vergoeding van de ASO. Die overeenkomst kan juridisch bindend worden verklaard.
Ten slotte zijn er nuttige contacten met het kabinet van de minister bevoegd voor Werk om de problematiek die rijst in het kader van de werktijdregistratie en de soms zware eisen van bepaalde stagediensten inzake beschikbaarheid voor prestaties in kaart te brengen en te remediëren.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mevrouw de minister, op het eerste gezicht valt het aantal afhakende stagiairs misschien mee, maar er zijn ook cijfers bekend over het hoge aantal burn-outs en het hoge aantal werkuren bij stagiairs, over het gebrek aan arbeidsvreugde en motivatie dat zij nog uit hun werk halen.
Wij moeten dat heel goed opvolgen, omdat die mensen natuurlijk dagelijks in contact staan met patiënten, waarbij het empathisch vermogen heel belangrijk blijft. Het is dus zeer welkom om de kwaliteit van de stages op te volgen en een bemiddelingsfunctie in te voeren.
Het incident is gesloten.