Kamerlid
Kruimelpad
De nieuwe varianten van het coronavirus - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
18 mei 2021: ingediende mondelinge vraag tijdens het actualiteitsdebat over COVID-19 in de commissie Volksgezondheid.
Mijnheer de minister,
Op 22 april raakte bekend dat 20 studenten uit India, die in ons land een opleiding verpleegkunde komen volgen, besmet zijn met de Indiase variant van het SARS-CoV 2 virus. Deze studenten maken deel uit van een grotere groep die hun opleiding zou aanvangen in Aalst en Leuven. We moeten alert zijn dat deze variant zich niet verspreidt onder onze bevolking en zo de druk op onze ziekenhuizen verder doet toenemen.
Wat weten we over de kenmerken van de Indiase variant inzake besmettelijkheid, het ziekmakend vermogen en mate van resistentie tegen de huidige vaccins? Liggen deze in lijn met de reeds gekende varianten?
In welke mate zijn we zeker dat de quarantainemaatregelen strikt opgevolgd werden?
Worden alle positieve testen uit de regio waarin deze studenten verblijven nu ook bijkomend getest op de Indiase variant?
Sommigen van deze studenten bleken reeds gevaccineerd te zijn, hoeveel exact en met welk vaccin werden zij gevaccineerd?
Is deze groep alleen naar België gereisd? Indien zij met andere Belgische passagiers in contact zijn gekomen, werden deze reeds getraceerd, opgevolgd en getest? Wat zijn de resultaten hiervan?
Hoeveel besmettingen met deze variant werden er in België reeds vastgesteld, los van deze groep studenten?
Dank voor uw antwoorden,
Frieda Gijbels
03.22 Minister Frank Vandenbroucke:
Met betrekking tot de virusvarianten kan ik zeggen dat de Indische variant voor het eerst in België werd gedetecteerd in de week van 13 tot 20 april. Dat was bij mensen zonder reisgeschiedenis. Later werd die ook gedetecteerd bij Indische studenten die aankwamen uit India. Die studenten hadden een specifiek subtype, namelijk de B.1.617.2. Op 28 april waren er acht bevestigde gevallen, plus vijftien studenten met positieve PCR in de cluster in Aalst en negen studenten met positieve PCR in de cluster in Leuven. In de week van 20 tot 27 april werden er bijkomend nog vier extra patiënten met de Indische variant geïdentificeerd, waarbij nog niet geweten is of er sprake is van enige reishistorie. Het gaat om drie patiënten met subtype B.1.617.1, een met subtype B.1.617.2. De studenten in die twee clusters waren niet in contact geweest met de Belgische bevolking. Zij hebben zich vanaf hun aankomst per bus in Aalst en Leuven aan een strikte quarantaine gehouden. Ze zijn goed opgevolgd en geïnformeerd door de medische diensten van de opleiding. Ze hebben zich dus niet gemengd onder de bevolking. Er was dan ook geen reden om de positieve testen uit deze geografische regio's bijkomend te onderzoeken. Twee van de drie subtypes van de zogenaamde Indiase variant, B.1.617.1 en B.1.617.2, hebben gelijkaardige mutaties als andere varianten die een verhoogde transmissie, een ziekmakend vermogen of een mindere gevoeligheid voor neutralisatie door antilichamen hadden. Deze subtypes vertonen bijvoorbeeld een mutatie op de positie 681 van het spike-eiwit, gelijkaardig aan wat wordt gezien in de Britse variant, waardoor er misschien een verhoogde transmissie is. Hoewel voorzichtigheid geboden is, is dit geen voldoende bewijs dat we dit bij deze variant ook zien. Het is ook niet zeker of en in hoeverre de huidige snelle toename van COVID-19 in India aan deze variant te wijten is, aangezien er ook andere factoren meespelen in dit land, zoals de toename van andere varianten en het verminderd respecteren van de noodzakelijke maatregelen. Kort samengevat, de Indiase variant circuleert, maar met een lage prevalentie. Wij moeten dus inderdaad zeer nauwgezet optreden ten aanzien van reizigers uit India, zoals we ook zeer nauwgezet optreden ten aanzien van reizigers uit Zuid-Afrika en Brazilië.