Kamerlid
Kruimelpad
COVID-19 en etniciteit - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
18 mei 2021: ingediende mondelinge vraag tijdens het actualiteitsdebat over COVID-19 in de commissie Volksgezondheid.
Mijnheer de minister,
Onlangs was er in de media aandacht voor een studie van de VUB, waar men de afkomst van personen in verband had gebracht met de prevalentie van Covid19. Uit de studie bleek dat er wel degelijk een groot verschil bestond in oversterfte tussen mensen met en zonder migratieachtergrond.
Aangezien de verschillen zodanig groot zijn, lijkt het toch van groot belang om hier de nodige aandacht aan te besteden. Ook Sciensano verzamelt gegevens over de etniciteit in de Clinical Hospital Surveillance sinds juni 2020. U gaf onlangs aan, als antwoord op een vraag van mij, dat die gegevens nog worden geanalyseerd. Er zijn al vele internationale wetenschappelijke publicaties die ook aangeven dat Covid mensen met verschillende achtergronden op een ongelijke manier treft.
Heeft u die cijfers over mogelijke verschillen opgevraagd bij Sciensano?
Was hier een gelijkaardige trend merkbaar?
Waarom duurt het zo lang (bijna een jaar) na de start van de dataverzameling eer er tenminste een tussentijds rapport wordt opgemaakt? Missen we hierdoor geen belangrijke indicatoren die het beleid mogelijk kunnen sturen?
Met dank voor uw antwoorden,
Frieda Gijbels
03.22 Minister Frank Vandenbroucke:
Mevrouw Gijbels en anderen stelden vragen over symptomen, immuniteit en etniciteit. Als wij de kans op overlijden per etniciteit onderzoeken rekening houdend met demografische factoren, leeftijd, geslacht, comorbiditeiten en reden van opname, dan zien wij geen statistisch significant verschil in overlijdenskans tussen verschillende etniciteiten. Wegens de overlap tussen etniciteit en socio-economische en sociodemografische factoren moeten wij kunnen corrigeren voor deze factoren om uit te maken of etniciteit of socioeconomische factoren een rol spelen in slechtere uitkomsten bij de ziekte. Socio-economische data worden niet binnen Sciensano verzameld, maar wel door Statbel. Er is in de voorbije maanden gewerkt aan een koppeling van socio-economische gegevens aan de klinische ziekenhuissurveillance op basis van het rijksregisternummer. Een informatieveiligheidscommissie moet oordelen of die koppeling mogelijk is binnen het wettelijk kader. Bovendien moet er een samenwerking worden opgestart met externe groepen om te identificeren welke variabelen relevant zijn om te koppelen, hoe de data verwerkt zullen worden, waar zij beveiligd zullen worden enzovoort. De analyse van doodsoorzaken in 2020 zal zeker aanvullende informatie opleveren, maar, zoals eerder gezegd, wij krijgen die analyse slechts met vertraging. Voor 2020 zullen wij die analyse niet vóór 2022 krijgen. Een onderzoek van onder meer de VUB naar oversterfte en etniciteit toont wel het belang aan van de problematiek en met name het belang van ongelijkheid inzake gezondheid. Bij mannen van 65 jaar en ouder trof de oversterfte de hele bevolking en niet alleen een bevolking van een bepaalde herkomst. Bij de min-65-jarigen zien wij dat verschillende groepen getroffen zijn met een meer uitgesproken toename onder mensen uit Sub-Saharaans Afrika. Een mogelijke piste – die niet in de studie wordt aangehaald, maar die ik toch even wil vermelden – is dat migranten over het algemeen vaker in grote steden wonen met een hoger risico op overdracht, zorg eventueel uitstellen en meer comorbiditeiten vertonen, waardoor mensen kwetsbaar zijn. Wij kunnen dus eigenlijk zeggen dat COVID-19 bestaande gezondheidsongelijkheden weer onder de aandacht heeft gebracht. Het gaat om een zeer breed probleem en om dat echt goed aan te pakken, moeten wij een health-in-all-policiesbeleid ontwikkelen. Daarover hadden wij het al bij de bespreking van mijn beleidsbrief. Om aan die weg te timmeren, is de FOD Volksgezondheid onlangs gestart met het uittesten van een netwerk van gezondheidsongelijkhedenambassadeurs en een health impact assessment with an equity focus. Na een evaluatie wordt deze methodiek eventueel uitgebreid naar andere federale overheidsdiensten, maar ons regeerakkoord schuift alvast een ambitie naar voor. Tegen 2030 willen we de gezondheidskloof tussen mensen met het hoogste en het laagste aantal te verwachten gezonde levensjaren met minstens 25 verkleinen. Het is precies daarom dat er een health-in-all-policiesbeleid nodig is. U weet dat ik in mijn beleid ook heel veel aandacht wil besteden aan de loutere toegankelijkheid van zorg. Daarbij blijft het nog steeds belangrijk de patiëntenfactuur laag genoeg te houden. U weet ook dat het sociaal onderzoekscentrum OSE, het Observatoire Social Européen, heeft gewerkt aan een studie over de financiële toegankelijkheid van de gezondheidszorg in België en dat dit verder wordt opgepikt in het RIZIV. Er is ook een werkgroep in het RIZIV bezig rond toegankelijkheid. Dat zal overigens ook een belangrijke dimensie zijn in de meerjarenbegroting waaraan op dit ogenblik wordt gewerkt, samen met alle actoren, het RIZIV en een aantal wetenschappers. Dat brengt ons ook bij andere problemen zoals de gezondheidsgeletterdheid van bepaalde mensen of bepaalde groepen van mensen.
03.23 Frieda Gijbels (N-VA):
U had het ook over de kans op overlijden per etniciteit. U zegt dat er geen statistisch significant verschil is, maar u zegt dat er wel heel wat confounding factors zijn die men nog niet allemaal in rekening heeft kunnen brengen. Er moet een kruising van databanken gebeuren om daaruit wijs te geraken. Ik vind het vreemd dat u dan wel al de conclusie kunt trekken dat er geen statistisch significant verband is. Ik ben het met u eens dat elk probleem op het vlak van de toegankelijkheid van de zorg moet worden aangepakt. U zegt dat de VUB-studie daar een pijnpunt heeft blootgelegd. Sciensano verzamelt die gegevens al sinds juni. Waarom is er zo lang gewacht om daar iets mee te doen? Ook internationale studies wijzen overigens uit dat er problemen zijn die moeten worden aangepakt. Ik vind het heel jammer dat er zo lang is gewacht om verdere analyses te doen.