Kamerlid
Kruimelpad
De inzet van basisartsen - mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Frieda Gijbels (N-VA):
Verschillende spoedgevallendiensten melden problemen van crowding en lange wachttijden. Blijkbaar zetten sommige spoedgevallendiensten basisartsen in om de toestroom de baas te kunnen. Eerder stelde ik u al vragen rond de basisartsen, die met zo'n 2.400 zouden zijn. In 2015 gaf de Koninklijke Academie voor Geneeskunde een advies rond de basisartsen, omdat men vreesde dat de kwaliteit van de zorg in het gedrang zou kunnen komen.
Zo adviseerde men om specifieke RIZIV-nummers toe te kennen aan de verschillende types van basisartsen, zodat ze ook beter konden worden opgevolgd, zoals de instellingsartsen, jeugdartsen, arbeidsgeneesheren en schoolartsen, en zodat er een degelijk systeem van permanente vorming zou kunnen worden ingericht. Wanneer basisartsen nu op spoedgevallendiensten worden ingezet, dreigt er mogelijk een tweesporenbeleid te ontstaan met verschillende types artsen, als het ware A- en B-artsen, met ook een verschillende omkadering, loonvoorwaarden, opleidingsvereisten en dergelijke, wat ook voor de patiënt niet transparant is en voor de artsen in kwestie mogelijk problematisch.
Op hoeveel spoedgevallendiensten worden dergelijke artsen ingezet? Wordt er actief onderzocht op welke manier basisartsen worden ingezet of waar ze werken? Waar werken ze dan? Kan u daarvan een verdeling geven? Bent u van plan, zoals het advies van de Koninklijke Academie luidt, aparte RIZIV-nummers te voorzien voor de verschillende types van basisartsen? Zijn de basisartsen verplicht om permanente bijscholing te volgen? Indien niet, acht u dat wenselijk?
Minister Frank Vandenbroucke:
Basisartsen op spoed die de permanentie verzekeren, moeten een bijkomend certificaat hebben. Gaat het enkel over bijvoorbeeld een triagefunctie is er geen bijkomend attest vereist. We hebben geen gegevens over het aantal spoedgevallendiensten waar dergelijke artsen worden ingezet. Er wordt niet actief onderzocht op welke manier basisartsen worden ingezet of waar ze werken. Er zijn actueel geen onderscheiden erkenningscriteria voor verschillende types van basisartsen.
Het advies om er gedifferentieerde RIZIV-nummers aan toe te kennen, kan dan ook niet worden geïmplementeerd. Momenteel is er geen verplichting voor deze artsen om permanente bijscholing te volgen. In toepassing van de kwaliteitswet geldt wel, zoals voor alle artsen, dat de relevante bekwaamheid en ervaring moeten gestaafd worden in een portfolio. Arbeidsgeneeskunde valt niet onder basisarts. Dat is een beroepskwalificatie van niveau 2 op zichzelf.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, de arbeidsartsen hebben dus een apart RIZIV-nummer. Ik begrijp dat de spoedgevallendiensten zoeken naar oplossingen om de toestroom de baas te kunnen en dat zij basisartsen inzetten voor de triage. U geeft zelf echter aan dat voor hen geen bijscholing verplicht is, terwijl de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België zei dat dat echt zou moeten, omdat wij geen verschillende soorten artsen mogen creëren of in stand houden. Voor de patiënt creëert dat immers onduidelijkheid. Er zijn wel de kwaliteitswet en de portfolio, maar dat is allemaal niet erg transparant. Ik dring er dus op aan om dat beter in kaart te brengen. Nu hebben wij er immers helemaal geen zicht op.
Het incident is gesloten.