Kamerlid
Kruimelpad
De orthoptisten en optometristen (opvolgvraag) - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 4 juli 2023:
Frieda Gijbels (N-VA):
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, er is heel wat commotie ontstaan rond het nieuw koninklijk besluit over de beroepstitels orthoptie en optometrie. Oogartsen, opticiens, optometristen en orthoptisten lijken daarbij in sommige gevallen jammer genoeg lijnrecht tegenover elkaar te staan. Dat kan en zal volgens mij niet de bedoeling zijn. Ook bij de publieke opinie heerst er wat ongerustheid. De vrees bestaat dat de wachttijden bij de oogartsen nog verder zullen oplopen. De optometristen zijn bezorgd over de invulling van hun beroep, aangezien bijvoorbeeld de optometrische oefeningen niet meer zijn opgenomen in hun beroepsprofiel. Zij vragen zich af waar hun patiënten nog terechtkunnen.
Mijnheer de minister, hoe staat het met de wachttijden bij de oogartsen? Hebben we daar een zicht op? Gaat het om een algemeen probleem of een regionaal probleem? Is er al dan niet een tekort aan oogartsen? Hebt u zicht op het aantal beschikbare voltijdequivalenten en het aantal gewenste voltijdequivalenten? In welke mate wijken die aantallen van elkaar af?
In antwoord op een eerdere vraag gaf u aan dat het de bedoeling is dat de wachttijden bij de oogartsen op termijn zullen teruglopen door de nieuwe wetgeving omtrent de orthoptisten en optometristen. Het veld ervaart dat blijkbaar anders. Hoe ziet u dat juist? Werd er daaromtrent een simulatie gedaan en wat is daarvan het resultaat? Wanneer wordt verwacht dat de wachttijden terug zullen normaliseren?
Klopt het dat de optometrische oefeningen waarvan sprake, niet meer mogelijk zullen zijn? Indien dat klopt, wat is daarrond de redenering?
…
Minister Frank Vandenbroucke:
Ik wil eerst preciseren dat het nieuwe koninklijk besluit ervoor zorgt dat men onder bepaalde voorwaarden in bepaalde leeftijdscategorieën niet meer telkens onderzocht moet worden door een oftalmoloog, en dat men dus op basis van een eerder oogonderzoek en een eerder ontvangen voorschrift verder kan worden geholpen door paramedici, de orthoptist en/of de optometrist.
Zo kan een orthoptist enkele belangrijke technische prestaties die opgenomen zijn in het besluit autonoom verrichten, indien de patiënt voorafgaandelijk is gezien door een oftalmoloog, en binnen de volgende periodes: minder dan 1 jaar voor kinderen jongeren dan 10 jaar, minderen dan 2 jaar voor kinderen tussen 10 en 16 jaar, minder dan 10 jaar voor personen tussen 16 en 45 jaar, minder dan 3 jaar voor personen tussen 45 en 65 jaar en minder dan 2 jaar voor personen ouder dan 65 jaar. De termijn kan ook door de oftalmoloog worden aangepast, afhankelijk van de pathologie.
Een optometrist kan enkele belangrijke technische prestaties, ook opgesomd in dit besluit, autonoom verrichten, indien de patiënt voorafgaandelijk binnen de volgende periode werd gezien door een oftalmoloog: 10 jaar voor personen tussen 16 en 45 jaar, minder dan 3 jaar voor personen tussen 45 en 65 jaar, minder dan 2 jaar voor personen ouder dan 65 jaar. Die termijn kan opnieuw door de oftalmoloog worden aangepast, afhankelijk van de pathologie.
De bedoeling daarvan is om de druk bij de oftalmologen te doen afnemen, meer autonome handelingen mogelijk te maken bij de paramedici, maar toch een goede kwaliteitsbewaking te houden door de oftalmoloog. De visuele training waar mevrouw Gijbels naar verwees, is een alternatieve behandelingsmethode in vergelijking met de klassieke behandelingsmethode. Het KB neemt de klassieke behandelingsmethode op in de prestaties die voorbehouden zijn voor de orthoptist, namelijk orthoptistische oefeningen in een multidisciplinaire context. Volgens de conclusies van de experten die deelnamen aan de werkgroep oogzorg is er momenteel een gebrek aan recente en relevante wetenschappelijke studies of artikels die significante resultaten met betrekking tot de alternatieve methode, visuele training, kunnen aantonen ten opzichte van de klassieke behandelingsmethode. Bij gebrek aan medische evidentie zijn we dus voorzichtig.
Mevrouw Pisman, u vraagt meer in bijzonder of ik alle belangengroepen heb geraadpleegd. De werkgroep oogzorg, die de adviezen heeft opgesteld, was samengesteld uit vertegenwoordigers van oogartsen, orthoptisten, optometristen en opticiens, naast een aantal artsen van de Hoge Raad, leden van de Federale Raad voor de paramedische beroepen en de Technische Commissie voor Paramedische Beroepen en vertegenwoordigers van het onderwijs. Via die werkgroep heb ik alle belangengroepen geraadpleegd.
Dan vraagt u of ik goede medische argumenten heb voor die manier van organiseren.
In het verleden is vastgesteld dat de hulpvrager bij om het even welke opticien een – vaak gratis – oogmeting kon krijgen en daaropvolgend een bril kreeg. De hulpvrager ging ervan uit dat een oogmeting gelijkstond aan een volwaardig oogonderzoek, maar dat is natuurlijk niet het geval. Het was nooit de bedoeling dat een opticien een bril zou voorschrijven of een objectieve oogmeting zou uitvoeren. De opticien is immers geen gezondheidswerker, maar een technicus en levert visuele hulpmiddelen af. Hij heeft daarenboven geen doorgedreven opleiding genoten om kwalitatieve oogonderzoeken uit te voeren.
De situatie in het verleden was dus juridisch gezien niet correct. Via dit koninklijk besluit wordt nogmaals aangestipt dat een oogonderzoek bij een oogarts dient te gebeuren en de opvolging – onder bepaalde voorwaarden – door de erkende paramedici, orthoptisten of optometristen.
Mevrouw Pisman, u vraagt waarom ik de voorkeur geef aan de verplichting van een oogartsbezoek voor de eerste controle, eerder dan dat gewoon aan te moedigen. Ik doe dat omdat het gaat over ernstige kwesties. Een minder goed zicht kan namelijk gepaard gaan met een onderliggend medisch probleem, zoals een oogtumor in het ernstigste geval. Het medische oogonderzoek brengt daarin duidelijkheid. Een eerste medisch oogonderzoek moet garanderen dat medische problemen tijdig gedetecteerd worden en diagnoses tijdig worden gesteld.
Ik zal het nu hebben over de wachttijden. Zoals ik al zei, zorgt het nieuwe koninklijk besluit ervoor dat men onder voorwaarden en in bepaalde leeftijdscategorieën niet meer telkens moet worden gezien door een oftalmoloog en dat men op die basis verder kan worden geholpen door een orthoptist of optometrist. We denken dat dit de druk moet doen afnemen bij de oftalmologen en meer autonomie mogelijk maakt bij de paramedici, maar in een goed bewaakt kader.
U vraagt ook of we de competenties van de paramedische beroepen voldoende bewaken. Het koninklijk besluit van 7 oktober 2022 over de beroepen van orthoptist en optometrist is van kracht sinds 19 februari van dit jaar. Dit verbreedt de toegang tot oogzorg via paramedici. Naarmate studenten uit de nieuw opgestelde richting afstuderen, zal dit doel steeds meer bereikt worden. Het is daarom dat ik ook denk dat we hiermee systematisch op een verantwoorde manier de druk op de oftalmologen kunnen doen afnemen.
U vraagt ook of ik nog andere maatregelen plan om wachttijden bij oogartsen te verkorten.
Fundamenteel is natuurlijk de instroom in het beroep. Dit brengt ons opnieuw bij het debat over quota en planning. De voorgestelde optimale cijfers voor oftalmologen die voor de Planningscommissie onderliggend zijn aan de globale quota die zij voorstelt, zijn voor beide gemeenschappen verhoogd ten opzichte van de cijfers van 2028. De Planningscommissie gaat er al van uit dat we in de toekomst meer instroom nodig hebben in oftalmologie. Overigens werd er bij besprekingen ook rekening gehouden met het feit dat we bepaalde taken aan paramedische beroepen overdragen om de huidige tekorten aan te pakken. Dus ondanks dat hiermee werd rekening gehouden door de Planningscommissie, stelt deze dat meer oftalmologen nodig zijn in de toekomst.
De dichtheid van de oftalmologen, gemeten als het aantal per 10.000 inwoners, stijgt zeer licht tussen 2017 en 2021 in de drie gewesten: van 0,85 naar 0,87 per 10.000 in Vlaanderen, van 0,80 naar 0,81 in Wallonië, van 1,11 naar 1,13 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De evolutie is dus marginaal eerder gunstig, maar er is inderdaad een grotere instroom nodig.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, ik geloof wel dat samenwerken in teamverband, dus het inzetten van ieders expertise, de beste manier is om tot een kwaliteitsvolle zorg te komen.
U zegt dat daar een hele communicatie rond is opgebouwd met de bedoeling de druk bij de oftalmologen weg te halen. De perceptie is echter volgens mij helemaal anders bij de publieke opinie. Ik vind het dan ook spijtig dat u niet rechtstreeks antwoordt op de vraag of we met een tekort kampen aan oftalmologen en hoe groot de afstand is tot het gewenste aantal oftalmologen. U geeft ook geen simulatie over de manier waarop u met de inzet van paramedische beroepen dat tekort zal verhelpen. U neemt het wel mee in uw communicatie, maar zegt niet duidelijk hoe groot het tekort is en op welke manier u dat zal verhelpen. U zegt wel dat de instroom zal toenemen voor oftalmologen, maar niet op welke manier de paramedici daar aan zullen bijdragen.
Minister Frank Vandenbroucke:
Mevrouw de voorzitster, ik wil, om misverstanden te vermijden, meegeven dat ik in alle duidelijkheid heb willen stellen dat de federale Planningscommissie vertrekt van de observatie dat er een tekort is. Ik heb misschien het woord ‘tekort’ niet uitgesproken. Van dat tekort wordt echter vertrokken. Daarom zijn de globale quota ook verhoogd.
Wat mijn antwoord enigszins bemoeilijkt, is het feit dat op federaal niveau alleen de globale quota worden vastgelegd. Het is aan de deelstaten om mensen te oriënteren naar bepaalde specialismen. Dat weet u. Ter zake is oftalmologie naast andere specialismen een van de knelpuntspecialismen, wat ook al vaak is aangegeven. De deelstaten weten dat ook. Dat is ook hun verantwoordelijkheid.
Ik begrijp dat u stelt dat ik heel cijfermatig zou moeten bewijzen dat mijn aanpak met betrekking tot de rol van de optometristen in een welbepaalde te kwantificeren mate het probleem zal verhelpen. Ik durf daarop echter niet zomaar een cijfer te plakken.
Wij nemen hier een goede structurele beslissing. Ik durf niet in cijfers uit te drukken in welke mate die beslissing het tekort invult. Dat er een tekort is, is echter wel duidelijk.
Het incident is gesloten.