Kamerlid
Kruimelpad
De variatie tussen ziekenhuizen - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 14 maart 2023:
04.01 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, eind 2022 werd door de KU Leuven en het UZ Leuven een studie gepubliceerd waarin de variatie tussen ziekenhuizen wat betreft ziekenhuismortaliteit, 30-dagenziekenhuisheropname en opnameduur werd bekeken gedurende een periode van tien jaar, meer bepaald van 2008 tot 2018.
Dat was een interessante studie, omdat zij opvallende resultaten opleverde. Het goede nieuws is dat er een dalende ziekenhuismortaliteit en een dalende verblijfsduur waren in die periode, maar er was wel een stijgend heropnamepercentage, wat minder goed nieuws is. Er zijn ook regionale verschillen. Er waren een hogere mortaliteit en een langere verblijfsduur in Brussel en Wallonië, maar er was dan weer een hoger heropnamepercentage in Vlaanderen. Academische ziekenhuizen kennen een lagere mortaliteit en verblijfsduur, maar een hoger heropnamepercentage in vergelijking met algemene ziekenhuizen. Het bleek ook dat een hoger opnamevolume geassocieerd is met betere uitkomsten.
Ziekenhuizen die niet goed presteren, blijven in de loop van de tijd systematisch onder de benchmark, terwijl ziekenhuizen die al goed presteren dat ook blijven doen. Op welke manier kunnen de onderpresteerders worden gemotiveerd en bijgestaan om naar het gewenste resultaat te evolueren?
De verlaging van een klein deel van de ziekenhuisvergoedingen wanneer indexheropnames plaatsvonden binnen tien dagen na ontslag, ingevoerd in 2014, heeft blijkbaar geen groot verschil gemaakt voor het heropnamepercentage. Overweegt u het heropnamepercentage op een andere manier onder de aandacht te brengen? Worden de resultaten bijvoorbeeld uitgewisseld tussen ziekenhuizen? Is er een verklaring voor de stijging van de heropnames?
Er wordt ook een lans gebroken voor benchmarking. Hoe ziet u dat? Welke uitkomsten moeten volgens u publiek raadpleegbaar zijn? Denkt u dat benchmarking belangrijk is? Zo ja, hoe zult u ziekenhuizen motiveren om hieraan deel te nemen?
Enkele pathologieën blijken bijzonder onderhevig te zijn aan interhospitaalvariabiliteit. Zullen die pathologieën extra worden opgevolgd?
Denkt u ten slotte dat het aangewezen is in de toekomst gelijkaardige studies te bestellen om de evolutie van de kwaliteit van de zorg te kunnen opvolgen?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke:
Mevrouw Gijbels, u stelt een hele reeks echt interessante vragen, maar toch zal ik een redelijk kort antwoord geven. Ik denk dat de studie op de eerste plaats en misschien vooral illustreert dat administratieve data zoals minimale ziekenhuisgegevens op een zeer zinvolle manier gebruikt kunnen worden om bepaalde performantie-indicatoren over ziekenhuizen te kunnen vergelijken. Natuurlijk is het belangrijk dat er een grondige analyse volgt, waarbij men de interpretatie baseert op analyse. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk om de oorzaak van heropnames te kennen vooraleer er conclusies aan te verbinden. Overigens, slechts ter illustratie en zonder er verder een uitspraak over te doen, tussen 2008 en 2018 zien wij een zeer beperkte stijging van heropnames, van 4,8 % naar 5,2 %. De eerste vraag daarbij luidt of die stijging significant is. Een dergelijke analyse vind ik niet direct terug in de cijfers die u citeert, maar is toch belangrijk.
Met die voorzichtigheid in het achterhoofd kan benchmarking op basis van goed geselecteerde en gevalideerde performantie-indicatoren inderdaad helpen om degene die onderpresteren aan te moedigen tot verbetering. Een mix van zowel proces- als resultaatsindicatoren kan daarbij zinvol gebruikt worden. De koppeling daarvan aan financiële prikkels kan dat bekrachtigen. Dat is exact wat ik wil bereiken door pay for performance een veel groter gewicht te geven in de ziekenhuisfinanciering, die ik wil hervormen. Ik heb een voorstel ingediend bij de Federale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen, gericht op belangrijkere pay for performance, gebaseerd op gevalideerde indicatoren. De Federale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen heeft al een antwoord bezorgd en dat ben ik nog aan het analyseren, vooraleer ik een besluit formuleer. Ik denk alvast wel dat we die richting uit moeten.
04.03 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, we lijken het erover eens te zijn dat het belangrijk is om data die we al hebben goed te gebruiken en daar conclusies uit te trekken. Ik ben ervan overtuigd dat het principe van benchmarking, of het nu intern of publiek is, sowieso op zich al een prikkel voor artsen en zorgverstrekkers vormt om beter te presteren en te willen evolueren naar die top van beste presteerders. Ook het uitwisselen van goede praktijken is een goede prikkel. Vaak weten mensen niet van elkaars aanpak en waarom bijvoorbeeld bepaalde ziekenhuizen betere resultaten boeken dan andere. Dat interne debat is heel belangrijk. Financiële prikkels zijn ook mogelijk, waarom niet.
Wat ik enigszins mis in uw antwoord is in hoeverre u vindt dat dit ook publiek bekend moet zijn. Ik meen niet dat elk gemeten resultaat publiek gemaakt moet worden, maar vind het wel belangrijk dat een gezondheidssector die met publieke middelen werkt transparant is tegenover de patiëntenpopulatie omtrent de kwaliteit van de zorg.
Ik ben dus benieuwd naar het besluit dat u zult nemen in het kader van de hervorming van de ziekenhuisfinanciering. Ik moedig alvast het gebruik van benchmarking en transparantie aan.