Kamerlid
Kruimelpad
De verankering van de paramedisch interventie teams (PIT) - mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, er is ongerustheid op het terrein over de paramedische interventieteams die niet verplicht verbonden zouden moeten zijn aan een ziekenhuis of een spoedgevallendienst. Men vreest dat er daardoor minder getraind personeel actief zal zijn in de PIT's en dat er in de ziekenhuizen een uitstroom zal zijn van spoedverpleegkundigen, wat natuurlijk helemaal niet wenselijk is. Ik krijg daarover graag wat verduidelijking. Klopt het dat een PIT niet verbonden moet zijn aan een spoedgevallendienst? Bent u op de hoogte van de bezorgdheden met betrekking tot de ontkoppeling van die PIT's en de spoedgevallendiensten? Wat is uw reactie daarop?
Minister Frank Vandenbroucke:
Er is al veel over dit onderwerp gediscussieerd. Ik baseer mij ook op de adviezen die daarover worden gegeven, die van verschillende kanten komen. Binnen de Nationale Raad voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening is er in het kader van de hervorming van de dringende geneeskundige hulpverlening een werkgroep PIT opgestart. Die werkgroep heeft in consensus een conceptnota opgeleverd. Dat concept hield in dat er een uitdrukkelijke, sterke band moest zijn tussen een PIT en de gespecialiseerde spoedgevallendienst van een ziekenhuis. Dat stond daar heel erg centraal in.
De werkgroep beval ook een minimum en een hoog percentage van tewerkstelling van de PIT-verpleegkundige op een gespecialiseerde spoedgevallendienst aan en de medische ondersteuning en supervisie van deze verpleegkundige door artsen actief binnen de gespecialiseerde spoedgevallendienst. De urgentiearts van de gespecialiseerde spoedgevallendienst is verantwoordelijk voor de staande orders van de PIT-verpleegkundige. Een PIT-liaisonarts van de gespecialiseerde spoedgevallendienst is permanent beschikbaar voor ondersteuning.
Dat zijn de inhoudelijke eisen. Dat gaat echt over de kwaliteit die men moet bieden. Daarin is de nauwe band met de gespecialiseerde spoedgevallendienst essentieel. Men moet aan de hele bevolking een goed service level agreement kunnen bieden en dus een PIT binnen een snelle interventietijd. Hoewel een PIT met een standplaats binnen een spoedgevallendienst de voorkeur geniet, is de werkgroep zich ervan bewust dat we het hele Belgische grondgebied niet kunnen afdekken met uitsluitend PIT's met een standplaats binnen een spoedgevallendienst. Er zullen ook buiten de muren van de spoedgevallendienst een aantal PITdiensten moeten worden gelokaliseerd. Dat is iets waar de werkgroep Programmatie van de Nationale Raad zich over buigt. Voor die PIT-diensten buiten de muren van een ziekenhuis bepaalt de conceptnota dat ze best georganiseerd worden met de satellietdienst van een spoedgevallendienst, met onder meer een rotatie van de verpleegkundigen van de spoedgevallendiensten of de PIT- en de spoedgevallendienst.
De werkgroep heeft ook in regels voorzien voor die eventualiteiten waarbij geen ziekenhuis zou kunnen worden gevonden ter exploitatie van een gelokaliseerde PIT-dienst. Deze regels verzekeren, ondanks het feit dat de spoedgevallendienst niet de exploitant van de PITfunctie zou zijn, wel een zeer nauwe band met de spoedgevallendienst. Ik heb overigens de eisen nog een beetje opgekrikt door te stellen dat de PIT-verpleegkundige 80 % in een spoedgevallendienst moet werken, wat toch veel is, maar ik ben op de hoogte van de zorgen die er leven.
Ik denk dat we wel dezelfde doelstelling moeten hebben en dat we die ook hebben, namelijk een sterke, hoogstaande dienstverlening, tijdig voor alle Belgen. Dat het PIT daarom een nauwe en zelfs exclusieve band met een gespecialiseerde spoedgevallendienst moet hebben, daarover bestaat consensus. Dat is geen discussiepunt. De doelstelling kan via twee juridische wegen worden bewandeld, ofwel door het PIT in te schrijven in de ziekenhuiswet, ofwel via de wetgeving op de dringende geneeskundige hulp.
De meningen daarover verschillen. Als het PIT ingeschreven wordt in de ziekenhuiswetgeving, resulteert dat in een zeer gecompliceerde constructie, omdat dringende geneeskundige hulpverlening voor een stuk als middel in de federale regelgeving dringende geneeskundige hulp blijft, terwijl in de ziekenhuiswetgeving de deelstaten voor een stuk betrokken zijn. Zo ontstaat een doublure van erkenningsprocedures, buitengewoon gecompliceerd en eigenlijk niet nodig voor een organisatie ten gronde van die nauwe band. Na veel wikken en wegen heb ik daarom de voorkeur gegeven aan een oplossing waarbij het PIT georganiseerd wordt op basis van de federale regelgeving dringende geneeskundige hulp, maar altijd in zeer sterke samenwerking met een spoedgevallendienst met het oog op de kwaliteit. Ik weet dat daarover discussie blijft bestaan. Zo willen de ziekenhuisdirecties natuurlijk graag dat een PIT door het ziekenhuis wordt geëxploiteerd.
Ik heb mij daarom voorgenomen om een zeer grondige evaluatie te voorzien van de oplossing die wij nu voor ogen hebben en die administratief gezien en qua governance veruit de meest eenvoudige oplossing is. De oplossing die we nu voorstellen, wil ik dus wel grondig evalueren.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, ik begrijp dat het plan nog niet helemaal op punt staat.
Minister Frank Vandenbroucke:
Het plan staat wel op punt, maar ik moet het koninklijk besluit nog nemen. Wat ik wel wil zeggen tegen iedereen die zich daar zorgen over maakt, is: laat ons die weg inslaan, maar laten we alles ook op korte termijn zeer grondig evalueren. Dat lijkt me het gemakkelijkste. Ik ben echt bezorgd. Als je die pit als ziekenhuisfunctie wilt omschrijven, moet je alles op twee niveaus doen, federaal en op het niveau van de deelstaten, met dubbele procedures en dubbele erkenningen. Laten we ervoor kiezen om dat binnen de federale wetgeving uit te bouwen, in zeer nauw overleg met de ziekenhuizen, en laten we dit binnen een tweetal jaar evalueren.
Frieda Gijbels (N-VA):
We zullen het dan grondig bekijken eens het zover is. Een snelle evaluatie is inderdaad belangrijk. Een permanente werkervaring op de werkvloer van de spoeddiensten is ook belangrijk om kwaliteit te kunnen blijven garanderen. Als het als dusdanig kan worden geïmplementeerd en uitgevoerd, dan denk ik dat dit wel een goede zaak is. Die 80% werkervaring in de spoeddienst moet er zijn. Ik ben alleen benieuwd hoe alles concreet in zijn werk zal gaan. Wat we immers niet willen, is de uitstroom van spoedverpleegkundigen naar extramurale omgevingen waar mogelijks betere arbeidsvoorwaarden gelden. Iets om goed op te volgen, dus.