Kamerlid
Kruimelpad
De ziekenhuisperformantie - mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, onlangs stond er een interessant artikel in Zorgwijzer, het blad van Zorgnet-Icuro, waarin de evolutie van de zorgkwaliteit in 99 Belgische ziekenhuizen tussen 2008 en 2018 werd onderzocht.
Daarin was er een aantal opvallende vaststellingen, onder andere de stijging van het aantal heropnames tot 5,2 % en de hoge sterftegraad bij ernstige, maar behandelbare complicaties tijdens het ziekenhuisverblijf. Nog opvallender was de grote variatie tussen de ziekenhuizen onderling, hetgeen voor meerdere parameters terugkwam.
Daarbij viel op dat het mortaliteitscijfer varieert tussen 2,1 % en bijna 5 % en dat de failure to rescue vier keer hoger was in bepaalde ziekenhuizen dan in andere. Het is dus duidelijk dat de prognose afhankelijk is van het ziekenhuis waar men wordt opgenomen. De onderzoekster stelde concreet dat, als de 25 slechtste presteerders wat betreft mortaliteit het even goed zouden doen als de mediaan, wij meer dan 4.000 overlijdens per jaar zouden vermijden.
Dat is toch wel zorgwekkend. De grootte, regio of universitaire status van het ziekenhuis zouden geen rol spelen om de verschillen te verklaren. Ik heb deze problematiek al herhaaldelijk aangekaart. Voorheen bleven deze cijfers onder de radar, ook omdat de informatie nogal versnipperd is, maar ik wil toch graag enkele vragen stellen.
Wat vindt u zelf van de analyse? Welke lessen trekt u eruit en welke acties zult u ondernemen? Onderzoeken de federale overheid of uw diensten de ziekenhuisperformantie in alle Belgische ziekenhuizen? Bent u het ermee eens dat de data te versnipperd zijn en dat er zich wat dat betreft een hervorming opdringt? Hoe verklaart u de grote variatie tussen de ziekenhuizen? Denkt u dat de ziekenhuiscultuur of de bestaffingsgraad hierin een rol speelt? Gebeurt er bijvoorbeeld onderzoek naar de correlatie tussen de bestaffingsgraad en ziekenhuisperformantie?
De kwaliteitsverschillen blijken ook vaak organisatiebreed. Een identiek persoon met een identiek ziektebeeld, zou beter af zijn in het ene ziekenhuis dan in het andere. Moet er volgens u een brede analyse gebeuren van de prestaties van ziekenhuizen voor specifieke ingrepen of procedures?
Minister Frank Vandenbroucke:
Mevrouw Gijbels, de evaluatie van de performantie van ons gezondheidszorgsysteem is niet nieuw. In februari publiceerden het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, samen met de federale partnerinstellingen, het RIZIV, de FOD Volksgezondheid en Sciensano het nieuw performantierapport van het Belgisch gezondheidssysteem.
Toen deze oefening in 2007 voor de eerste keer in ons land werd uitgevoerd, werden een vijftigtal indicatoren geïdentificeerd om de stand van zaken van het gezondheidszorgsysteem te beschrijven en op te volgen.
Nu, 15 jaar later, worden er 142 indicatoren gebruikt om ons een correct en relevant beeld te geven van de laatste evoluties met betrekking tot de toestand van het gezondheidssysteem in termen van kwaliteit en veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, efficiëntie, veerkracht en billijkheid; dimensies die bovendien ook in hun samenhang onderzocht moeten worden.
Op dat vlak is er wel wat rapportering en is er ook vooruitgang. Uit dit recent rapport van het Kenniscentrum over de performantie van het Belgisch gezondheidssysteem blijkt dat variatie tussen ziekenhuizen deels verklaard kan worden door verschillen in termen van de geografische, de demografische en de sociaal-economische kenmerken, maar ook dat vergelijkingen met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden.
Het is immers niet altijd mogelijk om te corrigeren voor alle risicofactoren. Verder zijn er ongetwijfeld ook verschillen tussen de patiëntenpopulaties die we niet meteen capteren via die brede en belangrijke termen. Het roept inderdaad de vraag op, zelfs indien men voor al deze factoren zou kunnen corrigeren, wat men moet doen met de resterende kwaliteitsverschillen die op die manier tot uiting komen.
Voor nogal wat aspecten zijn er al beleidsacties geïnitieerd, waarvan in het recente rapport van het Kenniscentrum ook enkele initiatieven voor de verschillende dimensies van performantie en kwaliteit worden toegelicht. Specifiek met betrekking tot de performantie van algemene ziekenhuizen werd in 2018 een Pay for Performance-programma geïntroduceerd, waarbij de ziekenhuizen een financiële beloning ontvangen op basis van de kwaliteit en de uitkomsten van de zorg die zij leveren. Dat programma baseert zich op kwaliteitsindicatoren waar een organisatiebrede variatie in kwaliteit wordt vastgesteld. Zo'n programma is natuurlijk een stimulans voor ziekenhuizen om de kwaliteit van de zorg verder te verbeteren.
Ik ben absoluut voorstander van een meer doorgedreven analyse, rapportering en modulering van een activiteitsgebonden financiering in functie van de resultaten en dus van een versterking van dit Pay for Performance-programma. Als onderdeel van de hervorming van de ziekenhuisorganisatie en -financiering die geprogrammeerd staat, versterk ik het Pay for Performance-programma door de indicatoren uit te breiden en de daaraan verbonden financiering te verhogen. Dat is een work in progress.
In eerste instantie wordt, mede op basis van het advies van de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, hierin nu ook de gestandaardiseerde ziekenhuisbrede mortaliteit opgenomen als een indicator voor de performantie van het ziekenhuis.
Dat is overigens ook een van de performantie-indicatoren die door mevrouw Van Wilder werden bekeken. Ik wil dat nog verder uitbreiden met andere indicatoren, zoals ziekenhuisinfecties, maar er zijn essentiële voorwaarden. Zo moeten we zeker zijn dat de cijfers waarop we ons baseren valide zijn, zodat we ook gaming in hoofde van de ziekenhuizen in het opleveren van cijfers kunnen uitsluiten. Ik wil ook nog meegeven dat ik dit bij voorkeur verder uitrol in overleg met de deelstaten, in het kader van de hun toegewezen bevoegdheden.
Ik beklemtoon dus dat we zeker voorstander zijn van een meer doorgedreven analyse, rapportering en modulering van een activiteitsgebonden financiering in functie van P4P. Verder wil ik, naast de nu geïncludeerde cijfers over de ziekenhuisbrede mortaliteit, daarin verdere parameters opnemen, wat veronderstelt dat men ze in de eerste plaats valideert. Dit is een essentieel uitgangspunt. Men moet valide indicatoren hebben, zodat gaming wordt uitgesloten, maar op dat punt hebben we nog heel wat werk te doen.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, vandaag worden zoveel data ingegeven door ziekenhuizen. Wij zouden daarmee veel meer kunnen doen, zoals ook benchmarking, dus een interne vergelijking in de ziekenhuizen, zodat zij een zicht hebben op hoe andere ziekenhuizen met een vergelijkbare omvang het doen. Dat zou al heel veel kunnen verbeteren.
Daardoor zouden processen ook kunnen worden aangepast. Dat is immers vaak het probleem. Meer dan 4.000 overlijdens per jaar die zouden kunnen worden vermeden, indien de slechtst presterende ziekenhuizen alleen maar even goed zouden presteren als de mediaan, dus nog niet eens als de beste ziekenhuizen, is een cijfer dat boekdelen spreekt. Dat zijn er ongeveer zeven keer meer dan het aantal verkeersdoden per jaar. Dat is dus enorm veel. Ik zou daar dus absoluut op inzetten.
De performance, zoals ze nu is opgevat, stimuleert immers te weinig. Ook opvallend is dat de grootte van het ziekenhuis, de regio, maar ook de universitaire status niet noodzakelijk een rol spelen. Ik zou dus willen vragen om nog tijdens de huidige legislatuur, in de mate dat het kan, want er is niet veel tijd meer, maximaal in te zetten op transparantie en op het rapporteren van data. Dat is, zoals al aangegeven, letterlijk van levensbelang.
Het incident is gesloten