Kamerlid
Kruimelpad
Financiële screening ziekenhuizen (MAHA) - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 25 oktober 2022:
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, het is algemeen geweten dat ziekenhuizen het in vele gevallen financieel moeilijk hebben.
We hebben al vaker verwezen naar de MAHA-studie die door Belfius jaarlijks wordt uitgevoerd en die nog maar eens heeft aangetoond dat al een op de drie ziekenhuizen in 2019 in het rood stond. Ook andere jaarrapporten toonden een gelijkaardig beeld. De coronacrisis en het systeem van de covid-compensaties zorgen ervoor dat we pas in 2023 terug een duidelijk beeld zullen krijgen van de financiële toestand van onze ziekenhuizen. Over het algemeen is de marge voor ziekenhuizen hoe dan ook flinterdun, en hun financiële positie wankel.
Door het vormen van ziekenhuisnetwerken en de schaalvergroting die daarmee gepaard gaat, zou de organisatie van de gezondheidszorg en het gebruik van gemeenschapsmiddelen efficiënter moeten worden. Het probleem is evenwel dat de ziekenhuisfinanciering bijzonder ontransparant is.
Werd er op voorhand een doorlichting gedaan van de financiële gezondheid van de ziekenhuizen? Wat indien die negatief bleek? Welke maatregelen of voorwaarden werden verbonden aan een netwerkvorming en hoe worden die opgevolgd?
Wordt er een financiële doorlichting gedaan na de vorming van de netwerken? Welke maatregelen of voorwaarden worden er getroffen indien die negatief blijkt uit te vallen? Hoe gebeurt de opvolging?
Wat is voor u het doel van de netwerkvorming?
Op welke manier zal worden opgevolgd of de netwerkvorming het gewenste doel behaalt?
Minister Frank Vandenbroucke:
Zoals u weet, is netwerkvorming geen nieuw concept. Het werd eigenlijk al in 2015 door mijn voorgangster gelanceerd en opgestart.
Inmiddels is de erkenning van de meeste voorziene netwerken een feit. Het doel van de netwerken is onder meer de samenwerking tussen ziekenhuizen te bevorderen en nabije zorg voor de patiënten te verzekeren, en aldus de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Het betreft dus geen besparingsoperatie. Integendeel, het moet helpen de tekorten bij bepaalde instellingen weg te werken.
Er zijn vooralsnog geen budgetten die worden opgemaakt op het netwerkniveau. Het operationele beheer en de berekening en betekening van de gebudgetteerde financiële middelen gebeurt nog steeds op het niveau van elk individueel ziekenhuis.
De laatste jaren hebben de budgetten voor de ziekenhuizen een ongeziene sprong voorwaarts gemaakt. Daarin was onder meer het Zorgpersoneelsfonds belangrijk. In deze post-covidperiode zal dat de financiële positie van de ziekenhuizen verbeteren. Tegelijk hebben we het mogelijk gemaakt dat de ziekenhuizen over meer middelen beschikken om meer handen aan het bed te hebben.
De huidige energiecrisis is voor de ziekenhuizen een grote uitdaging. Enerzijds voorzien we voor de eerste zes maanden in 80 miljoen euro om de energiefactuur voor de ziekenhuizen te compenseren. Anderzijds voorzien we voor het jaar 2023 in een zuurstofballon van naar schatting 390 miljoen euro voor de hele non-profitsector. De helft daarvan is definitief verworven in de vorm van een definitief verworven vermindering van de werkgeversbijdragen voor de eerste helft van het jaar. De andere helft van dat bedrag is een uitstel van betaling tot in 2025. Dat is een enorm belangrijke zuurstofballon voor de hele ziekenhuissector, maar overigens ook voor de gehandicapteninstellingen, de woonzorgcentra enzovoort. Ik hoop dat dat de acute liquiditeits- en solvabiliteitsproblemen ook helpt te beheersen.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, dank u wel voor uw antwoord. U geeft aan dat de ziekenhuizen nu een financiële injectie gekregen hebben. Ik denk dat die inderdaad welkom was. Toch blijft de ziekenhuisfinanciering bijzonder ontransparant. De vraag is of we er zomaar op moeten vertrouwen dat de netwerkvorming effectief tot meer efficiëntie en een betere kwaliteit van de zorg zal leiden, en of er toch niet nauw op moet worden toegezien. Zeker wanneer we extra financiële middelen toekennen, blijft een goed financieel management bijzonder belangrijk, ook voor de staatskas. We weten immers dat men, als er tekorten zijn, die probeert aan te vullen door bijvoorbeeld meer technische prestaties te leveren of inkomsten te vinden binnen de apotheek. Alleen daarop vertrouwen lijkt mij dus niet genoeg.
Ik stel mij ook vragen bij het samenvoegen van verschillende verlieslatende ziekenhuizen. Als die samenkomen in een netwerk, zal men dan wel de verantwoordelijkheid nemen om het financiële beheer tot een goed einde te brengen? Zou het ook niet kunnen dat het een tegenovergesteld effect heeft? Als het te managen geheel groter wordt, kunnen ook de ontsporingen groter worden.
Daarom zou ik u toch willen vragen om er zeker goed op toe te zien dat dit in de juiste richting evolueert.
Het incident is gesloten.