Kamerlid
Kruimelpad
Het sociaal statuut van de ASO's - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Sociale zaken 24 oktober 2023
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, we zijn het er allen over eens dat het sociaal statuut van artsen-specialisten in opleiding nog altijd te wensen overlaat, meer nog, het is, mijns inziens, niet meer van deze tijd. In antwoord op eerdere vragen deelde u mee dat verder werk gemaakt wordt van de verbetering van dat sociaal statuut.
Op initiatief van de artsen-specialisten in opleiding werd ondertussen een cao opgesteld, maar er is nog steeds niets geregeld rond werkloosheidsvergoedingen of pensioenopbouw. Daarbij is het ook bijzonder belangrijk dat er instrumenten bestaan om misbruiken, bijvoorbeeld inzake het aantal gepresteerde uren, op te sporen en aan te pakken.
De tijdregistratietool heeft heel lang op zich laten wachten, maar zou vanaf dit academiejaar op punt staan. De onlangs geplande vergadering van de commissie artsen-ziekenhuizen over een nieuwe cao voor ASO's werd op het laatste moment afgelast, omdat vruchtbaar overleg blijkbaar niet mogelijk was. Recent bleek dat enkele universitaire ziekenhuizen alle artsen in opleiding hebben gevraagd om hun conventiepremie aan het ziekenhuis terug te betalen.
Mijnheer de minister, hoe komt het dat er geen overleg mogelijk was over een verdere aanpassing van het sociaal statuut? Waar zitten de knopen? Werden die ondertussen ontward? Hoe moeten de onderhandelingen volgens u evolueren? Moet er volgens u in een beter sociaal statuut met werkloosheidsbescherming en pensioenopbouw voorzien worden?
Wat is voor u de deadline voor nieuwe afspraken? Is de tijdregistratietool ondertussen operationeel? Indien niet, wat is daar de status van? Wat is uw reactie op de vraag van het Hôpital Universitaire de Bruxelles en de Universiteit van Gent om de conventiepremie terug te betalen? Aan wie hoort de conventiepremie toe, de arts of de instelling? Zijn u andere instellingen bekend die dezelfde vraag stellen aan hun artsen in opleiding? Kunt u dat toelichten? Ziekenhuizen krijgen 30 miljoen extra per jaar om het uniforme basisloon te kunnen garanderen, maar blijkbaar was er maar ongeveer 21 miljoen voor nodig. Wat gebeurt er met het te veel betaalde bedrag? Wordt dat teruggevorderd?
Minister Frank Vandenbroucke:
Ik val meteen met de deur in huis. Het klopt dat de onderhandelingen over een update van de collectieve overeenkomst van 19 mei 2021 stroef verlopen. Het grootste knelpunt betreft de toepassing van de wet van 12 december 2010 en de manier waarop de uren binnen de referentieperiode van 13 weken moeten worden geteld bij ASO’s die een zogenaamde opt-out hebben ondertekend. De berekening van de arbeidsduur heeft uiteraard een belangrijke impact op de vergoedingen alsook op de flexibiliteit die ziekenhuizen hebben in het opmaken van de arbeidsroosters van de ASO’s. De onderhandelingen verlopen dus niet gemakkelijk en ik vraag aan alle betrokkenen om de moeilijkheden op een correcte manier te overwinnen.
Op de agenda staan ook gesprekken over onder andere de verhoging en de indexering van een aantal forfaitaire vergoedingen. Er lopen bilaterale gesprekken om de situatie te ontmijnen. Het bewaken van de sociale vrede in de ziekenhuissector is uiteraard een prioriteit. Ik kan u op het moment nog geen concrete informatie geven over mogelijke pistes in de richting van een oplossing.
Wat het budgettaire kader betreft, uit gegevens van de RSZ voor het jaar 2022 is gebleken dat de ziekenhuizen, afhankelijk van de interpretatie van de cijfers, slechts tussen 21 en 25 miljoen euro extra vergoedingen hebben uitbetaald aan de ASO’s, in plaats van de vrijgemaakte 30 miljoen. De analyse wordt nu verder verfijnd. Daar komt bij dat de algemene raad op 16 oktober 2023 besliste om eveneens een budget van 9,038 miljoen euro vrij te maken voor de artsen in opleiding, waarvan 6,78 miljoen voor de ASO’s en de rest voor de huisartsen in opleiding. Dat budget wordt gereserveerd in het kader van de lopende besprekingen over de evaluatie en de bijsturing van de huidige collectieve overeenkomst.
De tijdsregistratietool werd de afgelopen maanden uitvoerig getest en daarna uitgerold. Ongetwijfeld zullen er hier en daar nog kinderziektes worden ontdekt, maar de verdere ontwikkeling wordt van heel nabij opgevolgd. In de cao van 19 mei 2021 geopteerd voor de tijdsregistratietool, in plaats van voor de oprichting van een vzw, waarvoor een aantal actoren had gepleit. Hun voorstel werd niet gevolgd. De ziekenhuissector ziet geen meerwaarde in een vzw, omdat hij zelf de werkgeversfunctie vervult. Men vindt dat er een belangrijk verschil is met de situatie van de huisartsen, waar er wel een vzw is.
Wat het pensioendossier betreft, er was overleg met het kabinet van minister Lalieux. De FOD Sociale Zaken heeft daarnaast ook een reeks simulaties gemaakt. Samengevat blijkt uit die simulaties dat de arts in opleiding dankzij het sociaal statuut betaald door het RIZIV, tijdens zijn of haar assistentenjaren minstens een gelijkwaardig pensioen opbouwt als in een scenario dat hij of zij tijdens die jaren pensioenrechten als werknemer zou opbouwen. Feitelijk is men in het huidige systeem dus niet slecht af in vergelijking met een werknemersstatuut.
Wij hebben overigens het sociaal statuut voor de ASO's en uiteraard voor de HAIO's afgelopen jaar nog verder versterkt door een investering van 5 miljoen euro in het RIZIV-sociaal statuut. Het geïndexeerde premiebedrag wordt vanaf het premiejaar 2023 bijkomend verhoogd met 542,59 euro tot 7.465,04 euro. Dat is toch een belangrijke input in het pensioensysteem. Dat zorgt ervoor dat het vooruitzicht op pensioen dat de betrokkenen in die jaren opbouwen, relatief goed is.
Er waren betreffende het dossier veelvuldige contacten met de minister van Werk, waarbij vooral wordt toegespitst op de correcte interpretatie en toepassing van de wet van 12 december 2010 inzake de maximale arbeidsduur van ASO's. De vraag over werkloosheidsvergoedingen voor de doelgroep is ook aan bod gekomen. Gelet op het tekort aan artsen, niet alleen voor het klinische werk, maar ook in de administraties en verzekeringsinstellingen, lijkt een werkloosheidssysteem specifiek voor artsenspecialisten in opleiding mij geen prioritair dossier. Het is bovendien geen eenvoudig dossier, omdat we ook moeten nadenken over een gelijke berechtiging met andere, 'gewone' werknemers.
Na de publicatie van het rapport over de kwaliteit van stages van artsen-specialisten in opleiding eerder dit jaar werd een taskforce opgericht. Verschillende betrokkenen werden uitgenodigd om rond de tafel te zitten, zoals vertegenwoordigers van ASO-verenigingen, stagemeesters, coördinerend stagemeesters van universitaire en perifere ziekenhuizen, decanen, leden van de Hoge raad van artsen-specialisten en van huisartsen, opleidingscoördinatoren, voorzitters van erkenningscommissies en leden van de administratie. Er werd besproken wat de rollen en de verantwoordelijkheden van de actoren betrokken bij de opleiding zijn, welk opleidingsklimaat nodig is, hoe de kwaliteit intern en extern van de stages wordt bewaakt en hoe de rol van werkgever en opleider wordt gecombineerd.
De akkoorden- en overeenkomstencommissies zijn samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen en van de representatieve organisaties van de betrokken beroepen. De representatieve organisaties dienen aldus via die weg hun vertegenwoordigers aan te duiden. Tijdens de medische verkiezingen van 2023 werden drie organisaties erkend als representatief op basis van hun kandidatuur, namelijk BVAS, Kartel en Adem. Ik wijs u er wel op dat de artsenspecialisten in opleiding intussen een officiële plaats hebben gekregen in de nationale paritaire commissie artsen-ziekenhuizen, waar ook hard gewerkt werd aan de verbetering van hun statuut.
Mevrouw Gijbels, dat brengt mij tot slot bij uw vraag over de conventiepremie 2023. Die premie komt de zorgverleners in de ambulante sector die volledig zijn toegetreden tot de overeenkomsten of akkoorden, toe. Welk rekeningnummer de zorgverlener registreert voor die premie, het eigen rekeningnummer of dat van de werkgever, of welke terugvorderingen er naderhand gebeuren tussen de zorgverlener en diens werkgever, dat hangt volledig af van eventuele interne afspraken en dient dus intern op basis van afspraken geval per geval bekeken te worden.
Dat daarover interne afspraken gemaakt dienen te worden, heb ik ook heel duidelijk meegedeeld onder meer aan de twee door u aangehaalde ziekenhuizen, omdat daar inderdaad discussie over bestond. Bij het overleg op federaal niveau is duidelijk gezegd dat beslist kan worden om die premie door te storten naar het ziekenhuis, maar dat kan alleen op basis van overleg en gemaakte afspraken daarover.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, ik hoor u graag zeggen dat de conventiepremie toebehoort aan de zorgverstrekker en niet aan het ziekenhuis. Tegelijkertijd geeft u aan dat hierover overleg gepleegd kan worden. Maar de arts-specialist in opleiding is afhankelijk van het ziekenhuis, dat niet enkel zijn werkgever is, maar hem ook zal beoordelen. Er is dus geen gelijke verhouding tussen die partijen. Die scheve machtsverhouding maakt dat de student in opleiding heel moeilijk de hem opgelegde eisen kan negeren.
Overigens, ook de COVID-premie werd vaak niet door de ziekenhuizen doorgestort naar de artsen in opleiding, hoewel die hun wel toekwam. Dat illustreert eens te meer de scheve machtsverhouding. Is het bijgevolg geen tijd om een duidelijke scheiding te maken tussen werkgever en opleider? Zo kunnen dergelijke problemen van de baan geholpen worden. Ik begrijp dat ziekenhuizen die rol zelf willen vervullen, maar dat is echt niet in het voordeel van de zwakste schakel in het systeem. Ik heb voorts begrepen dat de ziekenhuizen niet verder over de arbeidsvoorwaarden willen onderhandelen. Het is nodig dat u als minister erop aandringt dat er echt stappen vooruit op dat vlak worden gedaan. Die zijn echt nodig. Ik vraag u om de artsen-specialisten in opleiding ondubbelzinnig te steunen en actie te ondernemen om de collectieve arbeidsovereenkomst te verbeteren.
U zegt dat werkloosheidssteun voor artsen niet aan de orde lijkt te zijn. Ik spreek dat tegen. Het gaat misschien maar om enkelingen, maar voor hen kan dat wel een groot verschil maken. Bijvoorbeeld, wie een specialisatie in heelkunde volgde, vindt niet per se onmiddellijk werk. Ik juich uiteraard de invoering van de tijdsregistratietool toe, maar die moet wel correct gebruikt worden.
Men moet een eerlijke registratie durven uit te voeren en daar loopt het heel vaak mee mis. Het is aan u en uw collega bevoegd voor werk om erop toe te zien dat de registratie op een correcte manier gebeurt.
Het incident is gesloten.