Kamerlid
Kruimelpad
Het tekort aan tandartsen - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 28 maart 2023:
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, gisteren kwam het tekort aan tandartsen nog aan bod in het televisieprogramma Terzake. Recent werd in de media ook aangekondigd dat er spoedpraktijken voor urgente tandheelkundige problemen zullen worden geopend, waar patiënten die moeilijkheden ondervinden om een afspraak bij een tandarts te krijgen, terecht kunnen. Objectief gezien, dus louter op basis van de cijfers, lijkt er nochtans geen tekort te zijn aan tandartsen. Vergeleken met de rest van Europa scoort België gemiddeld. De vraag is natuurlijk hoe nauwkeurig de cijfers zijn en hoeveel uren het tandartsenkorps werkelijk presteert.
Hoeveel actieve tandartsen telt elk geweest en wat is het wenselijke aantal? Wat is de definitie van een actieve tandarts?
Hoeveel actieve voltijdsequivalenten (VTE) zijn er per gewest en wat is het wenselijke aantal?
Hoe staat u tegenover de instroom van buitenlandse tandartsen? Kan dat volgens u ongelimiteerd of vindt u dat er een quotum nodig is om het wenselijke aantal VTE te halen, maar niet te overschrijden?
Is het volgens u wenselijk dat elke patiënt een vaste huistandarts heeft? Is bekend hoeveel patiënten momenteel geen vaste tandarts hebben? Zo ja, hoeveel? Wat is het percentage van de totale populatie?
Hoeveel mondhygiënisten zijn momenteel actief per gewest? Hoeveel VTE zijn dat? Hoeveel zijn er wenselijk?
Hoe staat u tegenover het initiatief van de spoeddiensten?
Minister Frank Vandenbroucke:
Mevrouw Gijbels, ik heb die uitzending niet gezien, maar ik heb er wel over gehoord en denk dat het een belangrijke uitzending was.
Met betrekking tot uw vragen over de activiteitsgegevens kan ik u meedelen dat de Planningscommissie een rapport heeft gepubliceerd dat zeer gedetailleerd de activiteiten van de tandartsen beschrijft voor elke bijzondere professionele titel, per gemeenschap, per regio en per provincie. Alle informatie die u vraagt over VTE en de spreiding vindt u daarin terug.
Dat rapport Tandartsen op de Arbeidsmarkt 2004-2016 is beschikbaar op de website van de Planningscommissie bij de FOD Volksgezondheid. Die gegevens dateren echter reeds van 2016. De Planningscommissie zal in 2023 nieuwe gegevens voor de periode 2017-2021 ontvangen en de verslagen bijwerken; dat kon nog niet gebeuren.
Dan kom ik aan uw andere vragen. De experts van de Planningscommissie adviseren ons over het noodzakelijk aantal tandartsen dat met de opleiding voor een bepaalde beroepstitel mag beginnen. Ze houden rekening met de huidige situatie, de verwachte ontwikkeling van het personeelsbestand en de zorgvraag de komende 25 jaar. Dat gebeurt aan de hand van een projectiemodel en de ontwikkeling van verschillende scenario’s, die ook beschikbaar zijn op de website van de commissie. In tegenstelling tot wat in de pers werd gezegd, houden die cijfers wel degelijk rekening met oudere tandartsen die niet of minder werken, net als met de pensioneringsgolf.
De Planningscommissie adviseerde vorig jaar om het quotum voor 2027 voor de tansartsen fors te verhogen, van 136 naar 181 voor Vlaanderen, een verhoging met 33 %, en van 96 naar 106 voor de Fédération Wallonië-Bruxelles, een verhoging met 11 %. De verhoging voor Vlaanderen was duidelijk hoger dan voor Franstalig België.
De federale regering heeft dat advies gevolgd. De deelstaten bepalen de startquota, zijnde het aantalstudenten dat mag starten aan de basisopleiding, rekening houdend met de federale quota. Tot mijn verbazing heeft Vlaanderen zijn startquota vorig jaar niet aangepast aan de gestegen cijfers, alhoewel men daarvan reeds heel lang op de hoogte was.
Vlaanderen heeft 184 tandartsen gunstig gerangschikt tijdens het ingangsexamen voor het academiejaar 2022-2023. Als men rekening houdt met de toepassing van onze deperditieformule, had men er 247 kunnen toelaten, op basis van het federale quotum. Dus eigenlijk heeft de Vlaamse overheid 63 studenten te weinig toegelaten tot de opleiding. Vlaanderen heeft dit jaar gelukkig zijn startquotum wel verhoogd tot 208, maar volgens onze berekeningen is dat nog steeds 29 te weinig. Ik begrijp dat niet goed.
Met betrekking tot de beperking van buitenlands opgeleide tandartsen, het is vanwege de Europese mobiliteits- en evenredigheidsrichtlijnen niet gemakkelijk hun toegang tot België te beperken.
Wat de cijfers over de vaste tandarts betreft, kan ik u de volgende gegevens van het RIZIV meedelen.
Van 5.500.000 patiënten ouder dan 5 jaar die een tandarts bezochten in 2021, heeft 47,2 % steeds dezelfde tandarts bezocht in 2019 en 2020. 40 % van de patiënten had geen vaste tandarts. Het overige percentage had in 2019 en 2020 geen tandarts bezocht, maar in 2021 wel en wel bij een tandarts die ze al eerder bezochten. U vindt op de publiek toegankelijke IMA Atlas zeer gedetailleerde cijfers ter zake.
Voor mondhygiënisten is het beroep onlangs ingeschreven in het register van gezondheidszorgbeoefenaars die hun beroep mogen uitoefenen. Het meerjarenplan 2021-2024 van de Planningscommissie bevat geen analyse van hun activiteit. Die zal zeker in het volgende plan worden opgenomen. Bij de prognoses van het personeelsbestand voor tandartsen wordt al rekening gehouden met de komst van dat beroep op de arbeidsmarkt.
U verwijst naar de spoedtanddienst. Ik volg enigszins de terughoudendheid van de beroepsverenigingen VBT en VVT ter zake. Dat is inderdaad geen structurele oplossing die de mondgezondheid ten goede komt. De vraag blijft wat de patiënten moeten doen, als hun urgentie opgelost is of half opgelost is. Het is toch belangrijk dat een patiënt zijn mondgezondheid regelmatig laat opvolgen en dat tandartsen, zoals ze vandaag al doen, samen een wachtdienst organiseren voor dringende gevallen buiten de werkuren. De bemerkingen daarbij van de beroepsverenigingen vind ik eerlijk gezegd wel pertinent.
Frieda Gijbels (N-VA):
Het verbaast mij toch dat u opnieuw verwijst naar de deelstaten, dat zij de quota niet hebben opgetrokken, terwijl zij zouden geweten hebben dat die hoger zouden liggen. De tekst in dat verband is hier te laat goedgekeurd. De deelstaten konden er geen rekening mee houden.
Minister Frank Vandenbroucke:
Ze wisten dat sinds februari, maar de minister van Onderwijs wilde op geen enkel moment in een ernstig overleg treden. De reden waarom dat in Vlaanderen niet wordt gedaan, is omdat de universiteiten het niet willen, omdat ze onvoldoende geld krijgen voor hun opleidingen. Dat is een publiek geheim. Dat is overbekend. Vlaanderen moet meer investeren in de opleidingen Geneeskunde en Tandzorg.
Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, de professor die het toelatingsexamen heeft opgesteld, heeft u duidelijk tegengesproken; men kon er geen rekening mee houden. Ik vind het niet ernstig dat de studenten die niet zijn kunnen beginnen aan hun studie, nu te horen krijgen dat ze er wel bij hadden kunnen zijn. Ik vind uw uitspraak onverantwoord.
Wat het kadaster betreft, stel ik nog steeds problemen vast. Dat is te weinig fijnmazig. We hebben geen zicht op het aantal tandartsen dat deeltijds werkt en evenmin op de spreiding van de tandartsen. Tandartsen zijn tegenwoordig immers in verschillende praktijken tegelijk actief, waardoor het beeld over de spreiding onduidelijk is. Er is een veel beter zicht op de zaak nodig.
Wat de mondhygiënisten betreft, ik kan begrijpen dat er momenteel nog geen beeld van hun beroepsactiviteit bestaat, maar u zou toch een duidelijk beeld van het noodzakelijke aantal om onze zorg op peil te houden of te brengen, moeten hebben. Preventie is de sleutel. Het is veel beter tandproblemen te voorkomen dan ze op te lossen. In die zin is het problematisch dat zo weinig mensen een vaste tandarts hebben en dat probleem is al ouder dan vandaag. Daar moet echt op worden ingezet.
Ik ben het met u eens dat de spoeddiensten misschien tijdelijk noodzakelijk zijn, maar hopelijk zal die oplossing al snel niet meer nodig zijn, want in mijn ogen is dat geen duurzame oplossing om onze mondgezondheid op peil te krijgen.
Het incident is gesloten.