Kamerlid
Kruimelpad
Overcrowding spoeddiensten - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 14 februari 2023:
13.01 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, overbelasting van spoeddiensten is natuurlijk te vermijden wegens de gevaren die die situatie meebrengt voor de volksgezondheid, voor het overleven van patiënten en voor de privacy van patiënten. Daarnaast zijn er steeds meer meldingen van geweld op spoeddiensten. Voor het personeel zorgen zulke taferelen voor hoogspanning, wat nefast is voor hun eigen gezondheid. De laatste tijd krijgen we ook steeds meer meldingen van overbevolkte spoeddiensten.
Wordt die problematiek in kaart gebracht? Hoe? Wat is de situatie momenteel in België? Zijn daarbij verschillen vast te stellen tussen regio’s of individuele ziekenhuizen? Is er de laatste jaren een toename te zien in het aantal bezoeken aan de spoeddienst? Kunt u dat toelichten? Worden de wachttijden op de spoeddiensten geregistreerd? Zo ja, laten die een toename zien? Zo nee, waarom gebeurt die registratie niet? Wordt er geregistreerd of lange wachttijden patiënten in de problemen hebben gebracht? Zo ja, kunt u toelichten of er een toename van die problemen is? Zo nee, waarom gebeurt die registratie niet?
Wat zijn de oorzaken van de overbevolking van de spoeddiensten? Is er overleg met de sector en met deskundigen in de spoedeisende geneeskunde? Op welke manier zal de overbevolking worden aangepakt? Komen er daarvoor suggesties vanop het terrein? Kunt u dat toelichten?
Denkt u dat de nieuwe samenwerkingsverbanden van de huisartsenwachtposten de druk op de spoeddiensten nog zullen verhogen? Is dat onderzocht?
13.02 Minister Frank Vandenbroucke:
Mevrouw Gijbels, u weet dat ons comité Hospital & Transport Surge Capacity elke week samenkomt om de bezetting voor COVID-19 in de ziekenhuizen op te volgen. We zien de voorbije weken een stabiele tendens in het aantal opnames en gehospitaliseerde patiënten. Die situatie lijkt dus geruststellend. Maar we krijgen vanuit verschillende kanalen meldingen van een aanhoudende druk op de ziekenhuizen, alsook op de eerstelijnszorg en de 112-centrales. Daar zijn verschillende redenen voor.
Mijn administratie heeft dus het initiatief genomen om de verschillende stakeholders samen te roepen en een ad-hocoverleg georganiseerd om die verschillende signalen verder te objectiveren. De stakeholders bevestigen allemaal de toenemende druk, zowel wat betreft het aantal contacten op spoedgevallendiensten, de huisartsenwachtposten als de 112-centrales.
Men haalt verschillende oorzaken aan. Ik haal zes dingen aan die gezegd zijn tijdens dat overleg.
Ten eerste, de druk is te wijten aan een verhoogde instroom van patiënten uit onder meer de geriatrische populatie. Er zijn ook veel mensen met multiple infecties, wat een terugkerend en gekend fenomeen is tijdens de winterperiode.
Ten tweede, wij worden blijvend geconfronteerd met een aanhoudende uitstroom en met langdurige ziekten bij het zorgpersoneel, wat de zorgcapaciteit verminderd heeft, waardoor er natuurlijk meer druk is op het systeem. Ten derde, wij zien een toenemende druk op de dienst spoedgevallen door het aanmelden van zowel planbare als niet-planbare zorg. Dit heeft te maken met de overbelasting van de eerstelijnszorg en met de impact van de zogenaamde patiëntenstops. De eerstelijnszorg werkt ook vaker dan vroeger op afspraak, men kan nu minder gemakkelijk bij een huisarts binnenstappen wanneer het uitkomt of wanneer men dat meteen nodig heeft. De deuren van de spoedgevallendienst staan natuurlijk 24 uren per dag, 7 dagen per week, open.
Ten vierde, zowel de huisartsen als de spoeddiensten ondervinden een impact van de onderbestaffing van verpleegkundigen in de woon-zorgcentra. Het zijn vooral zorgkundigen die daar werken. Dit leidt tot minder deskundigheid in de woon-zorgcentra voor situaties waar men het gevoel heeft: hier moet een verpleegkundige of een arts zijn. Daarnaast is er ook niet altijd een CRA toegewezen aan de residentiële centra, waardoor men sneller een beroep doet op de huisartsen.
Ten vijfde, de patiënten zijn mondiger. Zij zijn veeleisender en meer dan vroeger gewoon in een vierentwintiguurseconomie snel een antwoord te krijgen bij vragen of problemen.
Ten zesde en tot slot, houdt de huidige prestatiefinanciering geen prikkel in om de spoedconsultaties te minderen. In de respons op de vraag zit geen enkele prikkel om te zeggen: wij willen dit wat minder doen.
Dit is interessant, vind ik. Het zijn nog geen oplossingen, het zijn vaststellingen. Het is belangrijk de cijfers zo goed mogelijk te objectiveren.
Ik meen dat wij een onderscheid moeten maken tussen de structurele en de conjuncturele problemen.
Op basis van de beschikbare gegevens over het aantal spoedgevallencontacten per jaar, merken we de laatste jaren een toename van dat aantal met ongeveer 5 % per jaar. Ik kan u de gedetailleerde cijfers tot en met 2021 geven, maar om tijd te winnen stel ik voor dat ik u de tabel geef. De winterpiek die we nu hebben, is typisch. Het is een beetje te vroeg om te zeggen of dit nu louter de winterpiek is dan wel een accentuering van de jaarlijks toenemende trend.
Op uw vraag of de wachttijden op de spoeddiensten worden geregistreerd, kan ik u meegeven dat dit niet op een gecentraliseerde manier gebeurt. Veel ziekenhuizen volgen de wachttijden intern op en monitoren ze of maken ze zelfs zichtbaar in de wachtzaal. Het publiek beschikbaar maken van de wachttijden op spoeddiensten om patiënten te ontraden de spoedgevallendienst te zien als een snelle, maar gemakkelijke hulp, is een internationale tendens, maar men kan dat niet doen zonder de nodige voorzichtigheid in acht te nemen. Men moet immers vermijden dat de mensen die effectief snelle hulp nodig hebben daardoor afgeschrikt worden. Het is dus een moeilijk evenwicht.
In veel spoedgevallen wordt gewerkt met triagetrappen of kleuren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de ernstgraad van de klacht van de patiënt en de urgentiegraad. Het spreekt voor zich dat de meest urgente patiënten voorrang krijgen op patiënten met kleinere problemen. Er is ook supervisie in de wachtzaal van de spoeddiensten om, indien nodig, snel te kunnen ingrijpen.
Los van de fundamentele hervormingen die nodig zijn, zoals de ziekenhuishervorming, de new deal voor de huisartsen, het toekomstplan voor het zorgpersoneel en het hervormingsplan van de dringende geneeskundige hulpverlening werd door de ad-hocwerkgroep waarover ik het had een aantal maatregelen op korte termijn voorgesteld. We moeten het probleem objectiveren, een geautomatiseerde monitoring van ziekenhuisbedden en wachttijden moet worden onderzocht, er is nood aan ondersteunende maatregelen om de drukte op de huisartsen-wachtposten op te vangen. Ik verwijs in dit verband naar de beslissing om huisartsenwachtposten gedurende enkele weken per jaar te financieren voor dubbel onthaal onder bepaalde voorwaarden. Dat heb ik zopas beslist en bekendgemaakt. Het versneld inzetten op de uitrol van de weekwachten en het verder uitrollen van de 1733 zijn ook belangrijke werkpunten.
U weet dat een werkgroep zich buigt over de betere samenwerking tussen de huisartsenwachtposten en de spoedgevallendiensten. Wat betreft de spoedgevallendiensten, werd gesuggereerd om meer bedden te reserveren voor niet-planbare zorg. Ook het werken aan een gestructureerd ontslagbeleid en het inzetten op de veerkracht van het personeel werden aangehaald als belangrijke punten.
Tot slot was er een consensus over het belang van het sensibiliseren. Wij moeten mensen ook wijzen op wat een juist gebruik van de zorg is. Ik verwijs in dit kader ook naar de oproep die onlangs in Brussel naar het grote publiek werd gedaan.
Dat zijn allemaal elementen die op tafel zijn gelegd. Ik ben dat met mijn administratie verder aan het onderzoeken. Ik geef u via mijn medewerkster mijn geschreven antwoord, waarin ook een tabel met cijfers staat.
13.03 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik denk dat het overleg inderdaad heel zinvol is geweest, als ik hoor wat er allemaal naar boven is gekomen en wat er ook concreet aan suggesties is aangereikt om verbetering in de zaak te brengen.
Ik denk dat objectiveren inderdaad zeer belangrijk is. Ik denk dat het geautomatiseerd monitoren ook heel wat werk uit de handen zal nemen van mensen die administratief werk moeten doen, dus graag.
Een groot pijnpunt, dat hoor ik van verschillende mensen, is een veranderde mentaliteit. Mensen verwachten dat meteen hulp kan worden geboden. De vraag is wat men daaraan doet. Ik denk dat het afficheren van de wachttijden al een heel goede en eenvoudige manier is om mensen bewust te maken van de tijd die ze op spoed moeten wachten alvorens ze kunnen worden geholpen, zeker als het gaat om problemen die niet zo dringend zijn.
Er is ook ongerustheid bij huisartsen en patiënten over de samenwerkingsverbanden van de huisartsenwachtposten, omdat er na 23.00 uur, in de daluren, problemen in sommige regio’s zijn. Soms moet men een groot gebied dekken, waardoor men soms tot twee spoeddiensten voorbij moet rijden om naar de huisartsenwachtpost te gaan. Ik denk dat dit niet stimulerend werkt om eerder naar de huisartsenwachtpost dan naar de spoeddienst te gaan. Ik vraag mij af of niet kan worden bekeken of dit wel de meest efficiënte manier is om om te gaan met de publieke middelen. Ik denk dat we dit in zijn geheel moeten bekijken. De huisartsenwachtposten zullen nooit rendabel zijn, maar als we daardoor meer consultaties in de spoeddiensten van ziekenhuizen kunnen vermijden, dan kan het wel een goed idee zijn om daarin meer te investeren.