Kamerlid
Kruimelpad
Oversterfte in de verschillende provincies in 2021 - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 8 maart 2022:
11.01 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, Sciensano publiceerde op 26 januari een analyse van de oversterfte in 2021. Ook Statbel publiceerde recent cijfers van de sterfte in 2021. Verschillen in cijfers tussen beide publicaties zijn toe te schrijven aan methodologische verschillen zoals het meenemen van sterfgevallen in het buitenland en een verschil in referentiejaren.
Opvallend in de publicatie van Statbel is de evolutie van de sterftecijfers per provincie van 2017 tot 2021. Zo blijken er behoorlijke verschillen te bestaan tussen de provincies, met bijvoorbeeld + 0,6 % voor Vlaams-Brabant en + 1,3 % voor Luik tot + 6,3 % voor Luxemburg en + 6,9 % voor Limburg. Deze hogere oversterfte in Luxemburg en Limburg zien we ook terugkeren in de cijfers voor de respectievelijke provinciehoofdsteden, zijnde Aarlen en Hasselt.
Wordt onderzocht hoe deze verschillen tussen provincies en provinciehoofdsteden verklaard kunnen worden? Op welke manier? Wat zijn de mogelijke verklaringen voor de verschillen? In welke mate is er oversterfte door niet-covidgerelateerde aandoeningen en welke zijn dat dan? Is hier ook een verschil tussen de provincies waarneembaar en kan u dit verder toelichten?
11.02 Minister Frank Vandenbroucke:
De verschillen waar u naar verwijst, zijn moeilijk precies te verklaren zolang de gegevens over de doodsoorzaken niet beschikbaar zijn. In afwachting van de beschikbaarheid van deze gegevens zal het HELICON-project provinciale verschillen in oversterfte bestuderen. De provincie van woonplaats vormt een controlevariabele bij het analyseren van sociale verschillen in oversterfte in de verschillende epidemiegolven. De resultaten kunnen meer inzicht geven in de invloed van de sociodemografische en de socio-economische compositie per provincie en hoe deze zich vertalen in deze relatieve verschillen in oversterfte. Provinciehoofdsteden zullen daarbij niet worden bestudeerd. De eerste resultaten van deze analyses worden verwacht in juni 2022. Momenteel voert de Research Unit Knowledge Based Systems van de UGent een studie uit op het niveau van het arrondissement. Ze brengen geografische verschillen in covidincidentie en oversterfte in kaart aan de hand van mobiliteitsgegevens en Sciensano-data.
U vraagt wat de mogelijke verklaringen zijn. Daar is grondig wetenschappelijk onderzoek voor nodig. In het algemeen zullen provincies of provinciehoofdsteden met minder sterfgevallen in absolute cijfers een grotere procentuele stijging kennen.
De provincie Limburg kent een stijging van 6,3, met een gemiddelde van 2.716 sterfgevallen in 2017 en 2019 en 2.886 sterfgevallen in 2021. Dat is een verschil van 170 sterfgevallen. Dat verschil zou gedeeltelijk kunnen worden verklaard door het vergelijkbare aantal COVID-19-sterfgevallen, aangezien er in 2021 195 COVID-19-sterfgevallen waren in de provincie Limburg. COVID-19, overstromingen en sociaal-economische en demografische factoren zijn allemaal factoren die invloed kunnen hebben op de verschillen in sterfte tussen de provincies.
Wat uw laatste vraag betreft, kan ik het volgende zeggen. In België is de oorzaakspecifieke sterfteregistratie via overlijdensakten een tweejarig proces. De statistiek van de doodsoorzaken wordt opgesteld door middel van de statistische overlijdensformulieren die bij elk in België plaatsgevonden overlijden door een attesterend arts worden ingevuld en daarna worden vervolledigd door het gemeentebestuur van de plaats van overlijden. De formulieren worden doorgestuurd naar de gefedereerde entiteiten die de informatie nakijken, coderen en invoeren om hun eigen statistieken op te stellen. De gegevens worden ongeveer twaalf à zeventien maanden na het einde van de referentieperiode doorgestuurd naar Statbel dat ze dan samenvoegt, controleert en verwerkt om de statistiek op te maken op federaal niveau. Die statistiek wordt ongeveer een à twee maanden na de laatste dataontvangst gepubliceerd.
Momenteel zijn de doodsoorzaken voor 2021 die de reguliere weg volgen dus nog niet bekend. Statbel heeft dus enkel voorlopige cijfers over het aantal overlijdens in 2021 volgens alle oorzaken en niet van de achterliggende oorzaak, waardoor de vraag vandaag niet kan worden beantwoord.
Het systeem laat dus helaas op geen enkelemanier een bijna realtime monitoring van oorzaakspecifieke mortaliteit toe, wat natuurlijk essentieel is tijdens een pandemie.
Zoals u weet, heeft Sciensano vervolgens een ad-hocregistratie opgezet voor de specifieke monitoring van COVID-19-mortaliteit. Met de gegevens die nu beschikbaar zijn, als wij de COVID-19-sterfte aftrekken van de sterfte door alle oorzaken samen voor het jaar 2021, zien wij een zeer lichte oversterfte voor niet-COVID-19-doden alleen rond de piek van de vierde golf en bij de 65- tot 84-jarigen.
We beschikken niet over nauwkeurigere informatie over de oversterfte per provincie in het Be-MOMO-model, waarbij het laagste territoriale niveau het Gewest is.
11.03 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, als ik het dus goed begrijp, duurt het twee jaar alvorens de doodsoorzaken verwerkt zijn en bekeken kunnen worden? Ik heb daar vroeger, denk ik, aan mevrouw De Block reeds een vraag over gesteld. Ik vind die periode toch lang. Toen ik de vraag voor het eerst stelde, was er ook nog geen sprake van covid. Ik begrijp dat de gefedereerde entiteiten daarin een rol spelen en dat dit vanuit de niveaus moet worden gecommuniceerd. Ik vraag me toch af of dat niet sneller kan in tijden waar er een snelle manier van data-input en dataverwerking moet zijn. Ik meen ook dat de doodsoorzaken in Nederland bijna onmiddellijk beschikbaar zijn. Zeker in tijden van een pandemie is het belangrijk om onmiddellijk een juist overzicht te hebben om ook het onderscheid te kunnen maken tussen oversterfte door covid en andere oorzaken. Zo kan er ook tijdig worden ingegrepen als bepaalde tendenzen duidelijk zouden worden. In juni van dit jaar kan ik blijkbaar meer informatie verwachten. Ik zal hierover dus zeker nog bijkomende vragen stellen.