Kamerlid
Kruimelpad
De hervorming van het statuut van arts-specialist in opleiding - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
7 juni 2021: ingediende mondelinge vraag in de commissie Volksgezondheid.
15 juli 2021: commissie
02.03 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over hetzelfde onderwerp. Er zou een akkoord zijn tussen de ziekenhuizen en de artsen over een aanpassing van het statuut van de arts-specialisten in opleiding. Er blijkt echter nog een haar in de boter of een kink in de kabel te zitten bij de Franstalige specialisten in opleiding. Hoe zit het intussen met de hervorming van het statuut? Kan u daar een bepaalde tijdlijn voor geven? De inspanningen om tot een akkoord te komen, zijn voorlopig vooral geleverd door de sociale partners en de heer De Cock. Zal de regering nog stappen zetten om verder te werken aan de problematiek van de pensioenopbouw en die van de heel belangrijke scheiding van werkgever en opleider? Waarom is één en ander tot nu toe niet opgenomen in het akkoord? Dat is immers een essentieel kenmerk van het statuut van de HAIO's, dat u indertijd zelf nog mee hebt opgesteld en dus waarschijnlijk heel goed kent. Zal u daarvan zelf nog werk maken? Kan u ook even aangeven welke problemen er vandaag zijn voor de Franstalige specialisten in opleiding? Hoe staat u tegenover die problemen? Zal men opnieuw rond de tafel gaan zitten?
02.04 Frank Vandenbroucke:
…
Mevrouw Gijbels, dat is niet dezelfde oplossing als de oplossing die ontstaan is bij de huisartsen in opleiding. Daar zijn ook redenen voor. Bij de huisartsen in opleiding was de centralisatie van de overeenkomsten en de financiering in één vzw logisch, omdat het over duizenden plaatsen gaat. Bij de ziekenhuizen ligt dat enigszins anders, omdat het niet zoveel plaatsen zijn. De nood om dat voor de ziekenhuizen in één instantie te centraliseren, is veel minder groot. Wel is er nood aan een onafhankelijke controle op basis van een onafhankelijke registratie van de arbeidsduur. Dat is precies wat wij voorzien. Een derde, onafhankelijke partij zal instaan voor de registratie van de arbeidsduur en zo controles, ook tegensprekelijke, mogelijk maken. De essentie is dat het over controleerbaarheid gaat. De inzet bij deze conventie was om met name de arbeids- en loonvoorwaarden te harmoniseren, ze transparanter te maken en ze neer te schrijven in een generieke opleidingsovereenkomst. Tot nu toe bestond er zoveel verschil dat alles ook volkomen intransparant was.
…
Het is natuurlijk belangrijk de ziekenhuizen en de stagemeesters een grote verantwoordelijkheid blijven dragen. Er moet bij hen wel een echt engagement bestaan om de zaken overal ernstig aan te pakken. Als er klachten zijn over de kwaliteit van de opleiding, moeten wij daarop inspelen. Ik vind, net als de Vlaamse Vereniging voor ArtsSpecialisten in Opleiding, dat dit een historisch akkoord is. Ik begrijp dat men aan Franstalige kant minder euforisch gereageerd heeft, met meer voorzichtigheid en veel meer vragen. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de realiteiten op het terrein. Ik vraag ook een sterk engagement van de Franstalige ziekenhuisdirecties om dit correct uit te voeren. Ik meen dat dit belangrijk is. Wij zetten hiermee een zeer belangrijke stap vooruit.
02.07 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, u gaf aan dat de Vlaamse artsspecialisten in opleiding zelf spreken van een historisch akkoord. We mogen hen zeker lof toezwaaien, want zij hebben hier gedurende een heel lange periode de schouders onder gezet. Zo konden er zeer belangrijke stappen gezet worden in een dossier dat al decennia aansleept. U zei verder dat een 90-urige werkweek gewoon illegaal is. Dat was vroeger ook al het geval, maar het probleem was dat de werkduur niet gecontroleerd werd. Een onafhankelijk controlemechanisme voor de arbeidsduur is dan ook absoluut een goede zaak. Toch blijf ik het betreuren dat we niet voor een echte scheiding tussen werkgever en opleider gegaan zijn. De arbeidsduur is immers niet het enige punt van belang, er moet ook een veilig omgeving zijn, met een aanspreekpunt waar de artsen in opleiding problemen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden en de kwaliteit van de opleiding kunnen melden. U rekent daarvoor op het engagement van de ziekenhuizen en de stagemeesters. In heel veel geval zal men daar ongetwijfeld op kunnen vertrouwen maar anderzijds zou dat toch opgevolgd en gerapporteerd moeten kunnen worden. Ik zal de manier waarop dit verder verloopt zeker blijven volgen. Het is alleszins een goede zaak dat er nu concrete stappen worden gezet en dat er ook al wordt gedacht aan de volgende fase van deze overeenkomst.