Kamerlid
Kruimelpad
De H5N1-vogelgriepvirus en het risico op zoönose - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 15 februari 2022:
12.01 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, de covidcrisis heeft ons geleerd dat besmettingen bij dieren zeker op plaatsen waar er veel contact is met dieren of waar er een grote concentratie van dieren op een kleine oppervlakte is, zoals dat in België het geval is, goed moeten worden opgevolgd. Tot nu toe wordt het risico van zoönose ten gevolge van H5N1 als laag ingeschat, maar de jongste tijd zijn er wel alsmaar meer meldingen van besmettingen bij zoogdieren. Dat werd aangehaald door een specialist ter zake, de heer Kuiken, maar ook door het ECDC en de EFSA. De Wereldorganisatie voor Diergezondheid schat het risico tegenwoordig hoger in dan tevoren.
In het Verenigd Koninkrijk werd er recent ook een besmetting vastgesteld bij de mens, vermoedelijk zonder verdere besmettingen. In China werden er de voorbije jaren wel verschillende besmettingen met een virus dat lijkt op het hier circulerende H5N1 bij mensen vastgesteld, waarbij er 25 overlijdens werden genoteerd op 58 gevallen en dat is toch een hoog mortaliteitscijfer.
Paniek is niet nodig, maar voorzichtigheid en waakzaamheid zijn wel geboden. Welke instanties volgen de verspreiding en de ontwikkeling van het H5N1-virus bij ons op? Hoe verhoudt de RAG zich wat dat betreft tot de RAGCA? Hoe groot wordt het risico geschat, specifiek voor België en gelet op de karakteristieken van onze pluimveestapel?
Worden er momenteel in ons land inspanningen geleverd om vaccins tegen het H5N1-virus en aanverwanten te ontwikkelen? Wordt er in België onderzoek gedaan naar het voorkomen van H5N1 bij zoogdieren? In hoeverre is het vanuit Volksgezondheid raadzaam om vaccins aan te bevelen voor de pluimveesector? Ten slotte, welke andere aanbevelingen doet men eventueel vanuit Volksgezondheid aan de pluimveesector?
12.02 Minister Frank Vandenbroucke:
Ten eerste, de continue monitoring van de verschillende influenzastammen die circuleren bij het pluimvee en de wilde vogels gebeurt via het controleprogramma van het FAVV, dat onder toezicht van de heer Clarinval staat. De opvolging van de haarden van hoogpathogene vogelgriep wordt eveneens door het FAVV uitgevoerd. De ontleding van de verschillende stammen gebeurt bij Sciensano, dat als wetenschappelijk instituut de risico-evaluatie kan uitvoeren. Dat instituut heeft dus een kijk op het zoönotische karakter van een stam, maar beschikt ook over vergelijkingsmateriaal uit andere lidstaten. Het beleid rond vogelgriep is een bevoegdheid van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Het werkdomein van de RAGCA is momenteel nog beperkt tot risico-evaluatie voor SARS-CoV-2 bij dieren. Dat kan in de toekomst eventueel uitgebreid worden naar andere pathogenen en zoönosen. Voor de opvolging en de ontleding van de influenzastammen die vogelgriep veroorzaken, is er bij het Nationaal Referentielaboratorium en Sciensano de nodige expertise aanwezig.
Ten tweede, momenteel zijn er enkele geïsoleerde uitbraken van hoogpathogene vogelgriep H5N1 bij onze pluimveehouderijen. Die worden meteen aangemeld, opgevolgd, geruimd en na leegstand weer vrijgegeven. Dezelfde situaties zien we in heel West-Europa op het moment. Het feit dat ze heel snel aangemeld worden en vaak geïsoleerd blijven, toont aan dat het bewakingsnetwerk zeer performant is. Maatregelen die telkens genomen worden, resulteren dan ook in de verdwijning van virusaanwezigheid. In tegenstelling tot vroeger is de seizoensgebondenheid van de viruscirculatie in het wild minder uitgesproken en lijkt het erop dat wilde vogels de hoogpathogene stammen het hele jaar door kunnen verspreiden in dit deel van Europa. Die nieuwe situatie is een zeer belangrijk gegeven in de verdere aanpak van de ziekte, alsook voor de pluimveesector als geheel. De monitoring van de wilde vogels wordt zeer nauwgezet uitgevoerd, samen met de regionale overheden.
Ten derde, ik heb geen specifiek zicht op instanties of bedrijven die onderzoek doen naar vaccins tegen H5N1. Niettemin is duidelijk dat een dergelijk vaccin, indien zeer efficiënt en makkelijk toedienbaar, de situatie zou veranderen. De influenzavirussen zijn echter zeer onstabiel en de vaccins moeten vaak worden aangepast.
De gebruikte commerciële vogelgriepvaccins in derde landen als Egypte of China hebben die bescherming nog niet geboden.
Op uw volgende vraag kan ik antwoorden dat er een meldingsplicht is voor dierenartsen, laboratoria en andere betrokkenen in de dierlijke sector. Die plicht bestaat erin dat alle afwijkende symptomen en sterfgevallen moeten worden gemeld aan het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen. Dat kan dan verdere onderzoeken instellen, afhankelijk van de risico's en de heersende kennis.
De cel contractueel wetenschappelijk onderzoek van de FOD Volksgezondheid heeft meerdere projecten lopen rond influenza bij vogels. Zo is er het EMERDIA-H5 II-project rond genotypering en een verbetering van het inzicht van de biologie van de recente hoogpathogene stammen. Het doel daarvan is tot een betere opsporing en controle te komen. Een ander project, Flucard, zal volgend jaar worden opgestart. Daar is het objectief om een vernieuwde cartografie uit te werken van de gevoelige natuurgebieden in België en de dynamische blootstelling van pluimveehouderijen aan laag en hoog pathogene griepvirussen te bestuderen. Er ligt ook nog een onbeslist dossier op tafel waarbij het zoönotische karakter en de biologische eigenschappen van minder frequent voorkomende virussen bij dieren vergelekenzullen worden met de huidige zoönotische virussen, om zo tot een beter risico-inzicht te komen. Het contractueel onderzoek is eveneens aangesloten bij het internationale onderzoeksconsortium ICRAD, dat een specifieke oproep deed rond projecten met een zoönotisch karakter. Een geselecteerd project waaraan de universiteit van Luik deelneemt, zal onderzoek doen naar Influenza D-virussen bij runderen en mensen. In België is er ook wereldvermaarde expertise rond influenza bij varkens bij de eenheid Virologie van de faculteit Diergeneeskunde aan de UGent. De middelen voor al dat onderzoek vallen onder de bevoegdheid van mijn collega, minister Clarinval. Wat uw volgende vraag betreft: momenteel is vaccinatie tegen hoog pathogene aviaire influenza niet toegelaten. Er woedt een actieve discussie over aangepaste regelgeving op Europees niveau om dat mogelijk te maken. Daarvoor worden de risico's verder in kaart gebracht, zodat eventuele vaccinaties doelgericht kunnen gebeuren op houderijen met een hoger of specifiek risico. Het project van het contractuele onderzoek dient hierbij als basis te dienen voor de Belgische pluimveesector. Op gezondheidsvlak is er voorkeur om vaccinatie te kunnen toepassen en zo nog meer in te zetten op preventie. Een belangrijke hinderpaal bij de mogelijkheid tot vaccinatie is de status van gevaccineerde dieren en de afgeleide producten binnen het handelsverkeer. Momenteel kunnen deze dieren namelijk niet verhandeld worden. Een aanpassing van het internationale en Europese regelgevende kader is hiervoor nodig. De grootste hinderpaal is het ontbreken van een dergelijk vaccin. Ik kom dan bij uw laatste vraag. De pluimveesector heeft reeds 20 jaar ervaring met de dreiging van vogelgriep. De voornaamste boodschap van de overheid en de betrokken diensten blijft waken over een zeer degelijke bioveiligheid op de bedrijven. Dat wil zeggen dat er een gedisciplineerde aanpak nodig is op elk kritiek punt waar er mogelijk contact is met de buitenwereld, zoals ongediertebestrijding, toegang van bezoekers en derden, strenge hygiënevoorwaarden, aanvoer van dierenvoeder enzovoort. Jaarlijks dienen deze bedrijven dan ook een bioveiligheidsaudit uit te voeren, om deze punten te bewaken en bij te sturen.
12.03 Frieda Gijbels (N-VA):
Mijnheer de minister, dank u voor het antwoord. Ik vind het geruststellend te horen dat hier op veel vlakken en niveaus aandacht naartoe gaat. We hebben alle expertise wel in huis. Ik hoor dat er verschillende onderzoeksprojecten lopen en dat valt alleen aan te moedigen. Er zou ook op Europees niveau een discussie bezig zijn over de vraag of er toelating kan worden gegeven om een vaccin toe te passen op de pluimveesector, als er een geschikt vaccin zou komen. Het is belangrijk om daarop aan te dringen, vooral voor België met zijn hoge concentratie aan pluimvee. Ik volg dat verder, maar het is geruststellend te horen dat er al belangrijke inspanningen worden gedaan.