Kamerlid
Kruimelpad
Serologie - Mondelinge vraag aan minister Vandenbroucke
Commissie Gezondheid 28 september 2021:
11.01 Frieda Gijbels (N-VA):
Ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag. De vaccinatiecampagne loopt naar het einde, elke volwassene heeft de kans gehad om zich te laten vaccineren. Helaas blijkt de vaccinatiegraad niet overal even hoog te zijn. Tegelijk blijkt dat er toch wel wat besmettingen gebeuren bij mensen die gevaccineerd zijn, in de meeste gevallen gelukkig zonder ernstig gevolg. De vaccins werken voorlopig dus nog, in de zin dat ze beschermen tegen hospitalisatie en ernstige ziekte. Ondertussen loopt echter ook de natuurlijke immuniteit (of de natuurlijke antistoffen na infectie) op. Ook dat speelt een rol in de risicobepaling. - Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanwezigheid van antistoffen in de verschillende provincies van dit land? - Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanwezigheid van antistoffen bij de verschillende leeftijdsgroepen in dit land? Zijn er daar verschillen per provincie? - Er wordt de mogelijkheid geboden aan kinderen/jongeren om zich te laten vaccineren, maar waarom speelt de serologische status daarin geen rol? - Bij ons worden, voor zover ik kan vinden, enkel de antistoffen gerapporteerd bij zorgverstrekkers en bij bloeddonoren. Waarom wordt er hier geen breder onderzoek naar gedaan en over gerapporteerd, zoals in het VK of in Nederland? - Welke rol spelen natuurlijke infecties en natuurlijke immuniteit in het bepalen van een strategie? - Hoe lang beschermen natuurlijke antistoffen? Hoe verhoudt zich dat tot vaccinatie? Is er verschil tussen de verschillende vaccintypes? Wordt dat in dit land onderzocht? - Wordt er onderzoek gedaan naar cellulaire immuniteit? Kan u dat toelichten? Wat zijn daar de resultaten van? Wat is de rol van cellulaireimmuniteit in de strategie?
11.02 Minister Frank Vandenbroucke:
Wat de 1 e vraag betreft: gegevens op provincieniveau zijn niet beschikbaar in de seroprevalentiestudies uitgevoerd door Sciensano. Wat de 2e vraag betreft: een studie om de aanwezigheid van antistoffen te bepalen in de algemene bevolking via speekseltests loopt nog bij Sciensano. Voorlopige gegevens geven aan dat dit in de weken 26 en27 – dat zijn de weken van 28 juni tot 11 juli – 77 % van de bevolking die niet in een rusthuis verblijft, antistoffen had ontwikkeld. In de leeftijdsgroepen 18 tot 29 jaar, 30 tot 49 jaar en 50 tot 69 jaar en bij zeventigplussers was dat respectievelijk 63 %, 63 %, 99 % en 94 %. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met een zekere foutmarge. De studie laat niet toe om verschillen in te schatten per provincie, maar wel wordt gepeild naar verschillen per gewest. In Vlaanderen en Wallonië bedroeg het percentage van personen met antistoffen op dat moment 79 %, in Brussel 65 %. Wat uw 3e vraag betreft: half juni 2021 hadden in België 17,2 % van de jongeren tussen 13 en 14 jaar, representatief voor adolescenten, en 5,4 % van de kinderen tussen 7 en 9 jaar antistoffen tegen sars-CoV-2. De grote meerderheid van de jongeren ouder dan 12 jaar had dus geen antistoffen voordat de vaccinatie in deze leeftijdsgroep van start ging. Daarom was het hier ook niet nuttig om de serologische status in rekening te nemen bi de beslissing om deze groep al dan niet te vaccineren. Wat uw 4e vraag betreft: bij ons worden naast bij zorgverstrekkers en bloeddonoren ook bij kinderen, de algemene bevolking, bewoners van de woon-zorgcentra, schoolmedewerkers en medewerkers in woon-zorgcentra antistoffen gerapporteerd. Voor gegevens over antistoffen bij zorgverstrekkers kunt u kijken op het dashboard van Sciensano. Een rapport met resultaten over de evolutie van antistoffen in de algemene bevolking tussen eind maart en begin juli 2020 en factoren die daarmee samenhangen, zal tegen eind oktober 2021 beschikbaar zijn. Wat uw 5e vraag betreft: immuniteit na een natuurlijke infectie was begin 2021, bij de start van de vaccinatiecampagne, in geen enkele bevolkingsgroep hoog genoeg om deze in rekening te brengen bij het aanpassen en bepalen van de vaccinatiestrategie. Wat uw 6e vraag betreft: momenteel is nog niet bekend hoelang natuurlijke antistoffen of antistoffen, opgewekt na vaccinatie, beschermen. Een correlate of protection werd nog niet gedefinieerd. Daar wordt wereldwijd onderzoek naar gedaan. Er is duidelijk gebleken dat de hoeveelheid opgewekte antistoffen na vaccinatie samenhangt met het type vaccin, waarbij RNA-vaccins het beter doen. In België wordt onderzoek gedaan naar het SARS-CoV-2-specifiek immuunantwoord. Deze onderzoeksprojecten zijn meestal samenwerkingen tussen Sciensano en onze universiteiten en onderzoeksinstellingen. Er lopen verschillende onderzoeksprojecten waarbij de cellulaire respons na een SARS-CoV-2- infectie of -vaccinatie onderzocht wordt. Technieken om de cellulaire immuniteit in kaart te brengen zijn technisch veeleisend en heel arbeidsintensief. Zowel de T- als de B-celrespons, dus de B-geheugencellen, wordt geanalyseerd. Momenteel zijn er nog geen resultaten en is de rol van de cellulaire immuniteit bij protectie onduidelijk.
11.03 Frieda Gijbels (N-VA):
Dat lijkt een heel volledig antwoord te zijn. Ik zal dat nog eens nalezen in het verslag en ik kom er eventueel op terug.